Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Inbedrijfstelling; Functietest Van Bedrijfsmodus Koelen; Functietest Van Bedrijfsmodus Verwarmen - REMKO KWP Series Montage- En Gebruikshandleiding

Koudwater-generator voor koelen en verwarmen
Inhoudsopgave

Advertenties

Inbedrijfstelling

AANWIJZING
De inbedrijfstelling mag alleen door
speciaal geschoold vakpersoneel
en volgens de certificeringseisen
worden uitgevoerd en moet worden
gedocumenteerd.
Voor de inbedrijfstelling van
de totale installatie moeten
de gebruikshandleidingen
van het apparaat en alle
andere componenten worden
opgevolgd.
Functietest van
Bedrijfsmodus koelen:
1. Schakel de stroomvoorziening
in.
2. Open evt. alle afsluitkleppen.
3. Schakel het apparaat en
de bijbehorende circulatiepomp
in de grootste vermogensfase
in.De uitlaattemperatuur moet
tussen +4 en +18 °C liggen.
4. Schakel het apparaat in en selecteer
de bedrijfsmodus koelen.
Als de retourtemperatuur
warmer is dan de instelling,
knippert de compressorweergave
en begint de compressor na ca.
3 tot 5 minuten te werken.
5. Let op dat de
voorlooptemperatuur bij
nominale volumestromen van
het medium ca. 5 K onder de
retourtemperatuur ligt.
- Onderschrijdt
de voorlooptemperatuur
de fabrieksinstelling van 4 °C,
treedt een storing op.
Als dit het geval is, moet
de retourtemperatuur
hoger worden ingesteld. Als
de spreiding te groot of te klein
is, moet de volumestroom
worden gecontroleerd.
- De circulatiepomp start
en de regeling controleert
via de verschildruksensor
de mediumvolumestroom.
Bij een te kleine hoeveelheid
wordt een storingsuitschakeling
uitgevoerd en krijgt het
koelcircuit geen vrijgave.
6. Meet alle vereiste waarden,
noteer deze in het
inbedrijfstellingsrapport
en controleer
de veiligheidsfuncties.
7. Controleer
de apparaatbesturing met
de in hoofdstuk "Bediening"
beschreven functies.
Functietest van
Bedrijfsmodus Verwarmen
(alleen apparaten met WP-functie)
1. Schakel de stroomvoorziening in.
2. Open evt. alle afsluitkleppen.
3. Schakel de koudwater-
generator en de bijbehorende
circulatiepomp in de grootste
vermogensfase in.
De uitlaattemperatuur moet
tussen +35 en +45°C liggen.
4. Schakel het apparaat in en
selecteer de bedrijfsmodus
verwarmen. Als
de retourtemperatuur
kouder is dan de ingestelde
waarde, knippert
de compressorweergave en
begint de compressor na ca.
3 minuten te werken.
5. Let op dat
de voorlooptemperatuur bij
nominale volumestromen van
het medium ca. 5 K boven
de retourtemperatuur ligt.
- De circulatiepomp start
en de regeling controleert
via de verschildruksensor
de mediumvolumestroom.
Bij een te kleine
hoeveelheid wordt een
storingsuitschakeling
uitgevoerd en krijgt het
koelcircuit geen vrijgave.
6. Meet alle vereiste waarden, noteer
deze in het inbedrijfstellingsrapport
en controleer de veiligheidsfuncties.
7. Controleer
de apparaatbesturing met
de in hoofdstuk "Bediening"
beschreven functies.
Afsluitende maatregelen
Monteer alle gedemonteerde
onderdelen.
Leg de werking uit aan
de gebruiker.
AANWIJZING
De fabrieksinstelling van
de apparaten geschiedt met een
standaardparametrering van
de vermogensregeling.
Evt. moet tijdens de inbedrijfstelling
door geautoriseerd vakpersoneel
een installatiespecifieke
parameterinstelling worden
aangebracht.
37

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave