De tests verlopen automatisch, de testknop hoeft niet te worden ingedrukt.
.1
Sluit de geschakelde meetprobe aan op de L1 (+ve). De geschakelde meetprobe vervangt de standaard RODE.
Voer de test uit zoals beschreven in paragraaf 5.2 hierboven.
5.6
Alarmwaarde
Als de gemeten waarde onder de alarmwaarde ligt, gaat de zoemer af. De weerstand waarbij de zoemer stopt kan worden aangepast
aan de specifieke testvereisten. Zie hoofdstuk 10 INSTELOPTIES in deze handleiding.
Selecteerbare grenzen van 0,5 Ω, 1 Ω, 2 Ω, 5 Ω, 10 Ω, 20 Ω, 50 Ω, 100 Ω (afhankelijk van model) zijn beschikbaar.
Deze instelling blijft bewaard, zelfs wanneer het instrument wordt uitgeschakeld.
5.7
Meetmethoden en foutmetingen
Meetmethode
Voor deze meting moet de kabelset met twee draden worden gebruikt. Voor het meten van een weerstand van minder dan 2 Ω wordt
een nominale gelijkstroomspanning van 4,4 V met een stroomlimiet van >200 mA gebruikt.
Mogelijke foutmetingen
De meetresultaten kunnen worden beïnvloed door het volgende:
De aanwezigheid van parallel aangesloten circuits
n
De aanwezigheid van wisselstroomspanningen in het gemeten circuit
n
Een slechte aansluiting op het geteste circuit
n
Onjuist op nul gestelde testkabels
n
Gebruik van gezekerde kabels
n
6.
Isolatieweerstand
BELANGRIJK:
De isolatietest wordt beveiligd door een waarschuwing voor onder spanning staande circuits. Het testen wordt geblokkeerd
bij detectie van een spanning van meer dan 50 V. Dit geldt ongeacht of de isolatietest op AAN is vergrendeld.
6.1
Een isolatiemeting uitvoeren
.1
Zet de linkerdraaiknop op de vereiste spanning voor de isolatietest:
.2
Sluit twee testsnoeren aan op de aansluitingen L1 (+ve ) en L2 (-ve) op het instrument.
.3
Druk om de test te starten op een van de knoppen TEST op het instrument en houd deze ingedrukt.
Laat de testknop los zodra de weergeven waarde stabiel is. Het circuit wordt nu veilig ontladen.
Opmerking: Wanneer het 1000 V-bereik wordt gekozen en de testknop wordt ingedrukt, wordt een waarschuwing voor 1000 V
weergegeven.
6.2
Isolatietest vergrendelen
Houd om een isolatietest te vergrendelen een van de twee knoppen TEST ingedrukt, en houd dan een van de RODE vergrendeling-
sknoppen ingedrukt.
Waarschuwing: In de vergrendelde toestand is de testspanning doorlopend aanwezig op de testpennen of krokodilklemmen.
Druk om de vergrendeling van de isolatietest op te heffen op de knop TEST.
Waarschuwing: Automatische ontlading - De automatische ontladingsfunctie zorgt dat het circuit automatisch en veilig wordt
ontladen na voltooiing van een isolatietest.
Waarschuwing voor stroomvoerende circuits - Is actief bij aansluiting op onder spanning staande circuits >25 V. Het testen is nog
toegestaan.
Testen geblokkeerd - Het testen wordt geblokkeerd bij onder spanning staande circuits met meer dan 50 V.
6.3
Meetmethoden en foutmetingen
Meetmethode
De geselecteerde testspanning (stroom beperkt tot minder dan 2 mA DC) wordt uitgeoefend op het geteste circuit en de weerstand
wordt berekend op basis van de metingen van de resulterende spanning en stroom.
Bij capacitieve circuits kan het enige tijd duren voordat deze geladen zijn. Dit wordt weergegeven als een toenemende spanning waarbij
het langer duurt om het maximum te bereiken dan normaal.
De afleeswaarde is stabiel met een circuitcapacitantie van minder dan 5 µF.
7.
Testen van lusimpedantie
BELANGRIJK
10