Brandstofleidingen en -verbindingen
Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om
de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden. Inspecteer op
slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
Waterafscheider
Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de
waterafscheider (Fig. 23).
1.
Plaats een schone opvangbak onder het
brandstoffilter.
2.
Draai de aftapplug onder de filterbus los. Draai
de plug weer vast na het aftappen.
Figuur 23
1. Waterafscheider
2. Aftapplug
Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren.
1.
Reinig de omgeving van de plaats waar de
filterbus wordt gemonteerd.
2.
Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar
deze wordt gemonteerd.
3.
Smeer schone olie op de pakking van de
filterbus.
4.
Monteer de filterbus met de hand totdat de
pakking contact maakt met het montagevlak en
draai deze vervolgens nog een halve slag verder.
Brandstoffilter vervangen
Vervang het brandstoffilter (Fig. 24) tussen de
brandstoftank en de brandstofpomp om de 400
bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode
moet worden aangehouden.
1.
Klem beide brandstofslangen die zijn aangesloten
op het brandstoffilter, op zodanige wijze samen
dat de brandstof niet kan weglekken als de
slangen worden verwijderd (Fig. 24).
In bepaalde omstandigheden zijn diesel-
brandstof en brandstofdampen uiterst
ontvlambaar en explosief. Brand of explosie
van brandstof kan brandwonden of materiële
schade veroorzaken.
•
•
1
•
2
•
2.
Haal de slangklemmen op beide uiteinden van
het filter los en trek de brandstofslangen van het
filter af.
1. Brandstoffilter
3.
Schuif de slangklemmen op de uiteinden van de
brandstofslangen. Druk de brandstofslangen op
het brandstoffilter en zet deze vast met de
slangklemmen. Let erop dat de pijl op de zijkant
van het filter in de richting van de injectiepomp
wijst.
29
GEVAAR
Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een
afgezette of koude motor bijvullen.
Eventueel gemorste brandstof opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol.
Vul de brandstoftank tot 2,5 cm vanaf de
onderkant van de vulbuis. Deze ruimte in
de tank is nodig voor het uitzetten van de
brandstof.
Rook nooit wanneer u met brandstof bezig
bent en houd de brandstof weg van open
vlammen of vonken.
Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg dat de
dop op zijn plaats blijft.
Figuur 24