Inhoudsopgave
Advertenties
Tractiepedaal
Het tractiepedaal (Fig. 8) heeft twee functies: de
machine vooruit en achteruit te laten rijden. Om
vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal
intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van
het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het
pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid
trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel op
SNEL staat. De maximumsnelheid vooruit is ongeveer
16 km per uur. Voor maximaal vermogen met zware
belasting of heuvelopwaarts moet u de gashendel op
SNEL zetten en het tractiepedaal iets intrappen om
ervoor te zorgen dat het motortoerental hoog blijft. Als
het motortoerental lager wordt, moet u het
tractiepedaal iets laten opkomen om het toerental te
verhogen.
1. Tractiepedaal
VOORZICHTIG
Hef de maai-eenheid nooit op als messen draaien
omdat dit gevaarlijk is.
Hydraulische hefhendel
De hydraulische hefhendel (Fig. 9 ) heeft drie standen:
FLOAT, TRANSPORT en OPHEFFEN Om de maai-
eenheid neer te laten op de grond, zet u de hefhendel
naar voren in de inkeping in het stoelplatform—
FLOAT. Gebruik de FLOAT-stand tijdens het maaien
en als de machine niet in bedrijf is. Om de maai-
eenheid op te heffen, trekt u de hefhendel naar
achteren in de stand OPHEFFEN.
Nadat de maai-eenheid is opgeheven, zet u de
hefhendel in de TRANSPORT-stand. De maai-eenheid
moet worden opgeheven als u van het ene werkgebied
naar het andere rijdt.
Figuur 8
1
13
1. Hydraulische hefhendel
2. Aftakasschakelaar
3. Temperatuurmeter
4. Brandstofmeter
5. Contactschakelaar
6. Temperatuurnulstelknop
7. Gashendel
8. Urenteller
9. Temperatuur motorkoelvloeistof
10. Indicatielampje gloeibougie
11. Laadindicator
12. Oliedruklampje
13. Vergrendeling hefhendel
1
Aftakasschakelaar
Trek de schuif op de hendel van de tuimelschakelaar
omhoog en zet de hendel op AAN om de koppeling
van de aftakas in te schakelen (Fig. 9). Trek de schuif
omhoog en zet de hendel op UIT om de koppeling van
de aftakas uit te schakelen. De aftakasschakelaar
behoort alleen maar op AAN te staan als het werktuig
is neergelaten in de bedrijfsstand en in bedrijf wordt
gesteld.
Temperatuurmeter
De temperatuurmeter (Fig. 9) registreert de
temperatuur van de koelvloeistof in het koelsysteem.
Als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog
wordt, zal de motor automatisch wordt afgezet.
Brandstofmeter
De brandstofmeter (Fig. 9) geeft aan hoeveel
brandstof er nog in de brandstoftank is.
Contactschakelaar
Drie standen: UIT, AAN / Voorgloeien en START
(Fig. 9).
Temperatuurnulstelknop
Houd deze nulstelknop (Fig. 9) ingedrukt om de
motor te starten nadat deze is afgeslagen wegens een
hoge temperatuur. Gebruik deze knop uitsluitend in
noodgevallen.
18
3
4
2
12
11
10
9
Figuur 9
5
6
7
8
Advertenties
Inhoudsopgave
