5.2. Inbedrijfstelling
Doorloop de volgende stappen om de ventilatie-unit correct in
bedrijf te stellen:
a) Zorg ervoor dat de ventilatie-unit 15 seconden spanningsloos is
geweest.
b) Breng de ventilatie-unit onder spanning.
c) Meld de aanwezige draadloze afstandsbedieningen aan volgens
'Aanmelden draadloze bedieningsschakelaar op pagina 24.
Opmerking
Na het onder spanning brengen staat de ventilatie-unit
gedurende 2 minuten in de aanmeldingsmodus. De ventilatie-
unit reageert in dit tijdsbestek echter op alle
aanmeldingsverzoeken binnen zijn bereik, waardoor het
mogelijk is dat een andere draadloze bediening of sensor
ongewenst op uw ventilatie-unit wordt aangemeld. Hierdoor
reageert uw ventilatie-unit niet alleen op uw eigen draadloze
bediening of sensor, maar ook op die van een aangrenzende
woning.
ä
Let op!
Als een draadloze bediening of sensor van een aangrenzende
woning ongewenst bij uw ventilatiesysteem is aangemeld, kunt u
dit oplossen door een reeds aangemelde bediening afmelden en
weer aanmelden. Door het afmelden van één bediening worden
alle bedieningen en sensoren afgemeld, dus ook die van de
aangrenzende woning.
26
5.3. Capaciteit instellen
ä
Let op!
De capaciteiten (hoog- en laagstand) van de ventilatie-unit
moeten worden ingesteld tijdens de inbedrijfstelling!
Opmerking
Probeer als de capaciteit verhoogd moet worden eerst de
luchtventielen verder open te zetten om aan de benodigde
capaciteit te komen. Een verhoging van het motortoerental heeft
een hoger energieverbruik en geluidsniveau tot gevolg.
Op de zijkant van de ventilatie-unit zitten twee potmeters voor het
inregelen van de minimum- en maximumcapaciteit (laagstand en
hoogstand). Of deze capaciteiten aangepast moeten worden, blijkt
uit de ontwerpberekeningen van het systeem of uit debietmetingen.