1. Krik het vooreinde van het voertuig op van de grond;
zie Het voertuig opkrikken, blz. 28.
2. Verwijder de bout waarmee de speling wordt begrensd
(Fig. 36).
3. Draai de centreerbouten in de voorste A-arm los (Fig. 36).
4. Verwijder de bout waarmee de rijhoogte wordt ingesteld
(Fig. 36).
2
1
Figuur 36
1. Bout waarmee de speling
wordt begrensd.
2. Centreerbout
5. Draai de voorste A-arm in de gewenste positie (zie
opmerking hieronder) en monteer de bout om de
rijhoogte in te stellen (Fig. 36).
Opmerking: De A-armen zijn vervaardigd van rubber en
hebben verschillende veerconstanten. Wegens de
verschillende veerconstanten worden de A-armen in de
fabriek afgesteld op basis van de desbetreffende
veerconstante. Gewoonlijk worden de stelbouten geplaatst
in gatnummer 2, 3 of 4 (Fig. 37) en zij kunnen aan de
linkerkant (de kant van de bestuurder) anders zijn geplaatst
dan aan de rechterkant (kant van de passagier). Als de
A-armen slap hangen, kunnen ze worden afgesteld door de
stelbouten in het naast hogere nummer te plaatsen (Fig. 37).
Bij elk gat verandert de afstelling bij het wiel ongeveer
19 mm. U moet dit ook doen als u zware werktuigen
aankoppelt of vaak een zware lading vervoert.
2
3
m–7444
3. Bout om rijhoogte in te
stellen
34
1
Figuur 37
1. A-arm, links
6. Draai de bout om de rijhoogte in te stellen vast met een
torsie van 183–224 Nm.
7. Monteer de bout waarmee de speling wordt begrensd
(Fig. 36).
Opmerking: U moet wellicht die kant van het voertuig
neerlaten op de grond om de bout te monteren.
8. Draai de centreerbouten vast met een torsie van
325–393 Nm.
9. Controleer de rijhoogte bij de voorste tong met behulp
van de maten en parameters die bij het begin van deze
procedure zijn gegeven.
Toespoor voorwiel afstellen
Het toespoor van het voorwiel moet u om de
100 bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden.
De voorwielen moeten een toespoor van 3–16 mm hebben
met de volgende parameters:
• De banden moeten een spanning hebben van 83 kPa
(12 psi).
• De rijhoogte moet correct zijn voordat het toespoor
wordt afgesteld; zie Voorwielophanging instellen,
blz. 33.
• U moet het voertuig een paar keer naar voren en
achteren laten rijden om de A-armen te ontspannen.
• Meet het toespoor terwijl de wielen recht naar voren
zijn gericht en een persoon met een gewicht van
79–102 kg heeft plaatsgenomen op de bestuurdersstoel.
Opmerking: De bestuurder moet naar de meetplaats
rijden en op de stoel blijven zitten terwijl de rijhoogte
wordt gemeten.
m–5640