BEDIENINGSHANDLEIDING
1-5.
FUNCTIONELE BESCHRIJVING VAN HET BLANKETROL III-SYSTEEM
1-5.1. Werking
De Blanketroll III kan zo worden ingesteld dat de werking wordt bepaald door de watertemperatuur (MANUAL
CONTROL) of door de lichaamstemperatuur van de patiënt (AUTOMATIC CONTROL) door middel van servobesturing.
De drie Automatische Modi bestaan uit:
1.
AUTO CONTROL MODUS
2.
GRADIENT 10C SMART MODE
3.
GRADIENT VARIABLE SMART MODE
In de MANUAL MODE selecteert de bediener de temperatuur van het circulerende water Het apparaat verwarmt of koelt
het water om de gekozen temperatuur te bereiken. De bediener kan de Set Temperature veranderen (de
watertemperatuur in dit geval). Deze modus vereist geen temperatuursonde voor een patiënt. De temperatuursonde van
een patiënt kan worden bevestigd en gebruikt om de temperatuur van de patiënt nauwlettend in de gaten te houden,
maar zal de watertemperatuur niet beïnvloeden of veranderen.
OPMERKING: De laagste watertemperatuur is 4 °C
De maximumtemperatuur is 42 °C.
De temperatuur en huidintegriteit van de patiënt moeten nauwlettend in de gaten worden gehouden. Het
overschrijden van 40°C voor langdurige periodes kan leiden tot weefselschade en brandwonden. Clinici moeten
de maximale contactperiodes vaststellen op basis van de leeftijd, klinische aandoening en huidige medicaties
van de patiënt.
MANUAL MODE is aanbevolen voor:
Voorbehandeling van het water om de gewenste watertemperatuur te bereiken voordat de therapie begint.
Koortsbestrijding bij patiënten die geen constante kerntemperatuurcontrole hebben.
Perioperatieve normothermie of opwarming van patiënten die geen continue kerntemperatuurcontrole nodig
hebben.
Op basis van de huidige aanbevelingen moet de MANUAL MODE worden vermeden voor gericht temperatuurbeheer
(TTM) en moet servobesturing (een automatische modus) worden gebruikt.
In AUTO CONTROL MODE kiest de bediener de ingestelde patiëntentemperatuur (in opdracht van de arts en/of op
basis van het ziekenhuisbeleid). Om deze functie te kunnen gebruiken moet er een compatibele 400 serie
temperatuursensor voor de controle van de kerntemperatuur worden ingebracht bij de patiënt. De 400 serie kabel
verbindt de sonde met de Blanketrol III. Het apparaat werkt door de temperatuur van de patiënt te meten en deze te
vergelijken met de ingestelde patiëntentemperatuur. Afhankelijk van het feit of de temperatuur van de patiënt onder of
boven de ingestelde temperatuur ligt, zal de watertemperatuur zich aanpassen (verwarmen of koelen) om de ingestelde
patiëntentemperatuur te bereiken - dit wordt servobesturing genoemd. De bediener hoeft de watertemperatuur NIET aan
te passen in deze modus. Wanneer de kerntemperatuur van de patiënt de ingestelde patiëntentemperatuur bereikt,
schakelt het apparaat aan en uit om deze kerntemperatuur van de patiënt te behouden. Wanneer het apparaat koelt in
AUTO CONTROL MODE kan het water zo koud worden als 4°C, indien nodig. Daarentegen kan het water zo warm
worden als 42°C tijdens het verwarmen, indien nodig. Dit kan zorgen voor een snelle, plotselinge verandering in de
temperatuur van de patiënt.
OPMERKING: De laagste watertemperatuur is 4 °C
De maximumtemperatuur is 42 °C.
De temperatuur en huidintegriteit van de patiënt moeten nauwlettend in de gaten worden gehouden. Het
overschrijden van 40°C voor langdurige periodes kan leiden tot weefselschade en brandwonden. Clinici moeten
de maximale contactperiodes vaststellen op basis van de leeftijd, klinische aandoening en huidige medicaties
van de patiënt.
AUTO CONTROL MODE wordt aangeraden voor een snelle, plotselinge verandering in de temperatuur bij:
Patiënten die kunnen worden behandeld voor rillingen
Pagina 14 van 41
BLANKETROL III, Model 233