Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker
Elke stoel is voorzien van een gordel‐
verklikker, aangeduid met een contro‐
lelampje X op de plafondconsole,
voor elke stoel één 3 83.
Gordelkrachtbegrenzers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐
rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden
ontspannen.
Gordelspanners
De veiligheidsgordels van de voor- en
achterstoelen worden bij een
voldoende zware frontale botsing, of
een aanrijding van achteren of in de
zij strakgetrokken. De gordels van de
voorstoelen worden bij iedere stoel
met twee voorspanners strak getrok‐
ken. De gordels van de buitenste
zitplaatsen worden met één gordel
per stoel strak getrokken.
9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels)
kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan het continu bran‐
dende controlelampje v 3 84.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐
res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de
auto.
Stoelen, veiligheidssystemen
Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de slottong in de sluiting
steken. Heupgordel tijdens het rijden
van tijd tot tijd strak trekken door aan
de schoudergordel te trekken.
47