6.3.2.3 P3: instelling van de hulpdruk 3
Voorbeeld:
SP = 3,0 [bar]; RP = 0,5 [bar]; geen hulpdrukfunctie actief:
Gedurende de normale werking is de installatie op een druk van 3,0 [bar].
Herstart van de elektropomp vindt plaats wanneer de druk onder de2,5 [bar] zakt.
6.4 Menu Handbediening
Avviamento temporaneo dell'elettropompa
Tijdelijke start van de elektropomp
Omkeren van de draairichting
6.4.1 FP: instelling van de testfrequentie
6.4.2 VP: weergave van de druk
6.4.3 C1: weergave van de fasestroom
6.4.4 PO: Weergave van het opgenomen vermogen
6.4.5 RT: instelling van de draairichting
.