minstens 15 centimeter afstand van het
implantaat te houden. Draag de oplader
bijvoorbeeld niet in een borstzakje
omdat hij magneten bevat. Volg in het
algemeen de richtlijnen van de fabrikanten
van implanteerbare defibrillatoren en
pacemakers over het gebruik van draagbare
elektronica en magneten.
Als u een actief implantaat heeft, neem
dan contact op met de fabrikant van uw
implanteerbare apparaat voor informatie
over het risico van storing.
Opladen
Om mogelijke schade aan de batterij tijdens
opslag te voorkomen, laadt u de lader elke
12 maanden op.
Gebruik alleen accessoires die door de
fabrikant zijn geleverd
Gebruik alleen accessoires, transducers
of kabels die door de fabrikant van dit
apparaat worden geleverd. Niet-originele
accessoires kunnen de elektromagnetische
compatibiliteit (EMC) van uw oplader
verminderen.
Röntgenfoto's, CT-, MRI- en PET-scans,
elektrotherapie en operaties
Verwijder uw oplader voorafgaand aan
röntgenonderzoeken, bij CT-, MRI-,
en PET-scans, elektrotherapie of een
operatie. De oplader kan beschadigd
raken bij blootstelling aan sterke
elektromagnetische velden.
25