1. Rolbeugelknop
(vergrendelde stand)
2. Trek de rolbeugelknop uit
en draai deze 90 graden
om de stand van de
rolbeugel te veranderen
De sporing afstellen
1. Schakel de aftakasschakelaar uit.
2. Rijd naar een open, vlak gebied en zet de rijhendels
in de vergrendelde neutraalstand.
3. Zet de gashendel halverwege tussen de standen Snel
en Langzaam.
4. Zet beide rijhendels helemaal vooruit tot aan de
aanslag in de T-sleuf.
5. Controleer de sporing van de machine.
6. Als de machine een afwijking naar rechts heeft, draai
dan de bouten los en pas de linker aanslagplaat op de
linker T-sleuf aan tot de machine recht rijdt.
Figuur 61
3. Rolbeugel omhoog
4. Rolbeugel omlaag
7. Als de machine een afwijking naar links heeft, draai
dan de bouten los en pas de rechter aanslagplaat op
de rechter T-sleuf aan tot de machine recht rijdt.
8. Zet de aanslagplaat vast.
Linkerrijhendel afgebeeld
1. Rijhendel
2. Bout
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maande-
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
De juiste bandenspanning voor de achterbanden is
90 kPa. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot
onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning kan
het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Opmerking: De voorbanden zijn semi-pneumatisch
en hoeven niet op spanning te worden gehouden.
48
Figuur 62
3. Aanslagplaat