Start nu de motor. Laat de motor lopen en zet de
parkeerrem vrij, schakel de aftakasschakelaar in
en kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De
motor moet afslaan.
4. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking, schakel de aftakasschakelaar uit en zet de
rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start
nu de motor. Als de motor loopt, centreert u een
van beide rijhendels en beweegt u deze (vooruit of
achteruit). De motor moet nu stoppen. Herhaal
deze procedure bij de andere rijhendel.
5. Neem plaats op de stoel, zet de parkeerrem vrij,
schakel de aftakasschakelaar uit en zet de rijhendels
in de vergrendelde neutraalstand. Probeer de motor
te starten; de motor mag nu niet gaan draaien.
Vooruit en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te
verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd vol
gas draaien.
VOORZICHTIG
De machine kan zeer snel ronddraaien. De
bestuurder kan de controle over de machine
verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en
schade aan de machine.
• Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
• Verminder de snelheid van de machine voordat
u een scherpe bocht maakt.
De rijhendels gebruiken
1. Rijhendel –
onvergrendelde
neutraalstand
2. Centrale onvergrendelde
stand
3. Vooruit
Vooruitrijden
Opmerking: De motor slaat af als u de rijhendels
van de tractie beweegt terwijl de parkeerrem in werking
is gesteld.
Om te stoppen, zet u de rijhendels in de neutraalstand.
1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten
in de gebruiksaanwijzing.
2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde
stand.
3. Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels langzaam
naar voren (Figuur 24).
25
Figuur 23
4. Achteruit
5. Voorkant van de machine