Waterfactor instellen
Waarschijnlijke waterhoeveelheid aan het naaldventiel (3) instellen,
hiervoor de voorlooptoets voor water (1) ingedrukt houden.
Hierbij moeten de voorschriften van de materiaalfabrikant in acht worden
genomen.
Bij het gebruik: iedere onderbreking van de spuitbewerking heeft een
geringe onregelmatigheid in de consistentie van het materiaal tot gevolg,
wat zich echter weer vanzelf normaliseert zodra de machine korte tijd heeft
gewerkt. Daarom niet bij iedere onregelmatigheid de waterhoeveelheid
3
wijzigen, maar afwachten tot de consistentie van het bij het spuittoestel
it t
d
t i
l
i t
k
d
Instellingen
Toerental (5) reguleren (stand links = min. toerental, stand rechts = max.
toerental).
Blinde stekker voor afstandsbesturing (6) insteken. De machine is
5
gebruiksklaar. Machine inschakelen (7). Nu kan de mortelconsistentie aan
de uitgang van de drukflens worden gecontroleerd. Indien nodig moet de
6
instelling aan het naaldventiel worden gewijzigd. Als u het toerental van de
machine wijzigt, moet u de instelling aan het naaldventiel bijstellen. Een
hoger toerental betekent meer water, een lager toerental betekent minder
7
water. Als de juiste mortelconsistentie is ingesteld, kan de mortelslang
worden aangesloten.
Mortelslang aansluiten
3
Mortelslangen met behangplaksel voorsmeren en vervolgens op de
morteldrukmanometer (3) aankoppelen.
De Geka-aanzuig-hogedrukkoppeling stevig vastschroeven.