Handleiding Handheld PID-monitor
Opmerking: Het veranderen van de richting werkt niet bij alle schermen. Het werkt in de eerste plaats
bij submenu's.
7.10. Handhaving beleid
Het apparaat kan zodanig worden geconfigureerd dat het de vereisten van een instelling/bedrijf ten
aanzien van het op geregelde tijden uitvoeren van kalibraties en bumptests afdwingt en de gebruiker er
nadrukkelijk op wordt gewezen dat kalibreren of bumptesten vereist is. Afhankelijk van de manier
waarop de beleidshandhaving is geconfigureerd, moet de gebruiker wellicht een bumptest of kalibratie
uitvoeren voordat het apparaat kan worden gebruikt. Dat wil zeggen: het apparaat kan zodanig worden
ingesteld dat normale bediening pas mogelijk is nadat de kalibratie of bumptest is uitgevoerd.
Als de bumptest en kalibratie van het apparaat is uitgevoerd volgens de beleidsinstellingen, is een
keuzevak-pictogram te zien aan de bovenkant van het apparaatscherm:
Wanneer beleidshandhaving is ingeschakeld, toont het apparaat na het instellen een scherm waarin de
gebruiker wordt meegedeeld dat een bumptest of kalibratie vereist is. Indien beide acties vereist zijn,
worden ze in de gewenste volgorde getoond.
Opmerking: Standaard zijn de functies voor beleidshandhaving uitgeschakeld.
7.10.1. Beleidshandhaving instellen
U moet ProRAE Studio II of Honeywell Safety Suite Device Configurator gebruiken om wijzigingen aan te
brengen aan de instellingen voor beleidshandhaving. U moet een AutoRAE 2 Cradle, een mobiele lader
of een laderstandaard gebruiken. Schendingen van het beleid worden geregistreerd in het datalog.
De mobiele lader, de laderstandaard of AutoRAE 2 Automatic Test And
Calibration System gebruiken
Om een apparaat te configureren via een AutoRAE 2 hebt u ProRAE Studio II apparaat Configuration
and Data Management Software en een USB-PC-communicatiekabel nodig en moet de AutoRAE 2 zijn
verbonden met een stroombron. ProRAE Studio II wordt gebruikt zoals hieronder beschreven.
(Raadpleeg de betreffende handleiding voor de Device Configurator.)
1.
Sluit een USB-kabel aan tussen een pc met ProRAE Studio II en de AutoRAE 2 Cradle, de
mobiele lader of de laderstandaard.
2.
Verbind de AutoRAE 2 Cradle, mobiele lader of laderstandaard met een stroombron.
3.
Schakel het apparaat uit (of breng het in de AutoRAE 2-modus of communicatiemodus) en plaats
het in de houder.
4.
Start de ProRAE Studio II-software op de pc.
5.
Selecteer 'Administrator' en voer het wachtwoord in (dit is standaard 'rae').
6.
Klik op 'Detect the instruments automatically' (De apparaten automatisch detecteren) (het
vergrootglas-pictogram met daarin de letter 'A'). Na enkele seconden wordt de AutoRAE 2 Cradle
gevonden en wordt deze getoond met het serienummer.
7.
Klik op het pictogram om de Cradle te markeren en klik op 'Select' (Selecteren).
8.
In ProRAE Studio II wordt het apparaat of AutoRAE 2 Cradle getoond, evenals zijn serienummer,
onder 'Online'.
9.
Vergroot de weergave om het apparaat te tonen of om het apparaat in de AutoRAE 2 Cradle te
tonen door te klikken op de '+' aan de linkerkant van de afbeelding van de AutoRAE 2 Cradle.
10. Dubbelklik op het pictogram dat het apparaat vertegenwoordigt.
11. Klik op 'Setup' (Instellen).
23