de neutraalstand. Herhaal dit totdat het rechterwiel
niet langer naar voren draait (Figuur 37).
5. Houd de dodemanshendels ingedrukt.
Opmerking: De dodemanshendels moeten
ingedrukt zijn op het moment dat de toerenregelaar
zich niet in de neutraalstand bevindt, omdat de
motor anders afslaat.
6. De veer waarmee de spanning op de knop wordt
gehandhaafd, hoeft normaal gesproken niet te
worden afgesteld. Als dit echter toch nodig is, pas
de lengte van de veer dan aan tot 26 mm tussen de
ringen (Figuur 37).
7. Pas de lengte van de veer aan door aan de moer aan
de voorzijde van de veer te draaien (Figuur 37).
Figuur 37
1. Hydrauliekmechanisme
2. Veer
Bedieningsstang afstellen
Bedieningsstang controleren
1. De achterzijde van de machine moet nog steeds op
kriksteunen rusten en de motor moet op volle toeren
draaien. Zet de toerenhendel in de middelste stand.
Opmerking: De dodemanshendels moeten
ingedrukt zijn op het moment dat de toerenregelaar
zich niet in de neutraalstand bevindt, omdat de
motor anders afslaat.
2. Beweeg de betreffende rijhendel naar boven tot deze
de neutraalstand bereikt en schakel de vergrendelde
neutraalstanden in.
3. Als de band naar voren of naar achteren draait, moet
de lengte van de bedieningsstang worden afgesteld.
3. Snelspoorknop
4. 26 mm
Bedieningsstang afstellen
1. Stel de lengte van de stang af door de rijhendel los te
laten en de R-pen en gaffelpen te verwijderen. Draai
de stang in de fitting (Figuur 38).
2. Maak de bedieningsstang langer als de band achteruit
draait en maak de stang korter als de band vooruit
draait.
3. Draai de stang enkele slagen als de band snel draait.
Stel vervolgens de stang af met stappen van een
halve slag.
4. Steek de gaffelpen in de rijhendel (Figuur 38).
1. Bedieningsstang
2. Gaffelpen
3. Rijhendel
4. Dodemanshendel
5. Schakel de vergrendelde neutraalstand in en uit en
controleer of de band niet draait (Figuur 39). Blijf dit
proces herhalen totdat de band niet meer draait.
6. Steek de R-pen tussen de rijhendels en de
vergrendelde neutraalstand en in de gaffelpennen
(Figuur 38).
7. Herhaal deze afstelling aan de andere kant.
33
Figuur 38
5. Linkerhandgreep
afgebeeld
6. Vergrendelde
neutraalstand
7. R-pen