De Master-Slave opstelling kan werken met constante of
variabele waterhoeveelheid. Bij variabele waterhoeveelheid
moet elke unit zijn eigen waterpomp regelen en de pomp
automatisch afschakelen bij een koelcapaciteit van nul.
Bij constante waterhoeveelheid moeten de pompen van
alle units continu in werking zijn wanneer het systeem
werkt. De master-unit kan een gezamenlijke pomp regelen
die wordt geactiveerd wanneer het systeem wordt gestart.
In dit geval wordt de pomp van de slave-unit niet gebruikt.
Alle regelcommando's naar het Master-Slave-systeem
(Start/Stop, setpoint, capaciteitsafschakeling etc.) worden
verwerkt door de als "Master" geconfigureerde unit en
moeten daarom alleen aan de Master-unit worden gegeven.
Van daaruit worden ze dan automatisch naar de slave-unit
doorgegeven.
De master-unit kan lokaal, op afstand of via CCN worden
geregeld. Om de units te starten hoeft alleen het bedrijfs-
type van de master-unit (Master) te worden geactiveerd.
Als de master-unit is geconfigureerd voor regeling op afstand
gebruik dan de potentiaal-vrije contacten op afstand voor
start/stop.
De slave-unit moet continu in CCN-regeling blijven. Kies,
om de master/slave units af te schakelen, Lokaal Uit
(Local Off) op de master-unit of gebruik, als de unit is
geconfigureerd voor afstandsregeling, de potentiaalvrije
contacten op afstand.
De Master-unit kan (afhankelijk van de configuratie) o.a.
bepalen of de master- of de slave-unit als leidende, c.q. volg-
unit moet werken. De rollen van leidende- en volg-unit
worden omgedraaid wanneer het verschil in draai-uren van
de beide units een te configureren waarde overschrijdt. Zo
wordt gegarandeerd dat de draai-uren worden geëgaliseerd.
De omschakeling tussen leidende- en volg-unit kan zowel
tijdens de start of tijdens bedrijf plaatsvinden.
De leidende unit wordt altijd als eerste gestart. Wanneer
de leidende unit zijn volle bedrijfscapaciteit heeft bereikt,
wordt de (te configureren) inschakelvertragingstijd van de
volg-unit gestart. De unit kan starten nadat de tijd verstreken
is en wanneer de afwijking van het regelpunt hoger is dan
1,7°C. Op dat moment wordt de koelerpomp van de volg-
unit aangeschakeld. De unit gebruikt automatisch het actieve
setpoint van de Master-unit. De leidende unit blijft op zijn
volle bedrijfscapaciteit werken tot de actieve capaciteit
van de volg-unit hoger is geworden dan nul. Wanneer de
volg-unit afgeschakeld wordt, blijft de koelerpomp nog
twintig seconden in werking.
Bij communicatiestoring tussen de beide units keert iedere
unit terug naar autonoom bedrijf, tot de storing is verholpen.
Wanneer de Master-unit door een alarm afgeschakeld
wordt, dan mag de slave-unit direct starten.
LET OP: Voor warmtepompen die in master/slave bedrijf
werken en een NRCP2 print of elektrische verwarmings-
trappen hebben, moet de waterintredetemperatuur worden
geregeld.
6 - STORINGSDIAGNOSE EN OPLOSINGEN
6.1 - Algemeen
In de Pro-Dialog+-regeling is een zeer uitgebreide storings-
diagnose routine ingebouwd. De basis interface met zijn
menu's geeft toegang tot vele van de bedrijfscondities van
de unit. Als er een werkingsfout wordt geconstateerd, dan
wordt een alarm geactiveerd en een alarmcode opgeslagen
in het Alarm-menu, sub-menu's CUR_ALRM (4.9.13) en
ALARMRST (4.9.12).
6.2 - Afbeelden van alarmmeldingen
Via de Alarm-LED van het bedieningspaneel (zie hoofd-
stuk 3.1) kunnen alarmmeldingen van de unit direct worden
afgebeeld.
•
De knipperende LED geeft aan dat het circuit werkt,
maar onder een alertconditie.
•
De continu verlichte LED geeft aan dat het circuit
door een alarmconditie is afgeschakeld.
In het ALARMRST-menu (4.9.12) van het bedienings-
paneel kunnen maximaal 5 actieve alarmcodes worden
afgebeeld.
6.3 - Reset van alarmmeldingen
Nadat de oorzaak van het alarm is verholpen kan het
alarm, afhankelijk van het soort, worden gereset:
•
automatisch bij terugkeer naar normaal bedrijf
•
handmatig op de unit.
Reset van alarmmeldingen kan zelfs plaatsvinden als de
unit in bedrijf is. Het is daarom mogelijk om een alarm te
resetten zonder de machine af te schakelen.
Als de elektrische voeding wordt onderbroken herstart de
unit automatisch als de voeding weer is hersteld. Alarm-
meldingen die actief waren toen de voeding werd onder-
broken zijn opgeslagen en zouden er de oorzaak van
kunnen zijn dat een circuit, of de unit, niet herstart.
Hand-reset moet worden uitgevoerd via het bedienings-
paneel via het ALARMRST menu (4.9.12), item RST_ALM.
Afhankelijk van de configuratie in het GENCONF menu
(4.9.18), kan toegang tot het item zijn beveiligd met een
password.
21