De DRIVE Knop
I Continu fotograferen (Uitbarstingstand)
I
Continu fotograferen (Uitbarstingstand)
Leg beweging vast in een serie foto's.
1
Druk op de DRIVE knop om de driveopties weer
te geven en druk dan de keuzeknop omhoog of
omlaag om I (CONTINU) te markeren en druk
op MENU/OK.
2
Druk de keuzeknop naar links of rechts om een
beeldsnelheid te kiezen en druk op MENU/OK om
te selecteren en terug te keren naar het opna-
mescherm.
3
Maak foto's. De camera maakt foto's terwijl de
ontspanknop wordt ingedrukt; de opname
eindigt als de ontspanknop wordt losgelaten,
het maximaal aantal foto's is gemaakt of de
geheugenkaart vol is.
Q De camera's interne temperatuur stijgt met het aantal
genomen foto's en de camera kan zichzelf automa-
tisch uitschakelen om zijn interne circuits te bescher-
men. Wacht totdat de camera weer is afgekoeld
voordat u hem weer aanzet.
66
R De beeldsnelheid varieert met het onderwerp, de
sluitersnelheid, gevoeligheid en de scherpstelstand
en kan mogelijk vertragen als er meer foto's worden
gemaakt.
R De fl itser schakelt automatisch uit; de eerder ingestel-
de fl itsmodus wordt weer geselecteerd wanneer de
stand voor continu fotograferen wordt uitgeschakeld.
R Er is mogelijk extra tijd vereist om foto's op te slaan
wanneer de opname eindigt.
R Als de bestandsnummering 999 bereikt voordat het
fotograferen is voltooid, worden de resterende foto's
opgeslagen in een nieuwe map (P 108).
R Serieopname wordt mogelijk niet gestart als de be-
schikbare ruimte op de geheugenkaart onvoldoende
is.
Scherpstelling en belichting
Scherpstelling en belichting
Om de scherpstelling en de belichting bij elke opname
te variëren, selecteer scherpstelstand C; in andere stan-
den worden scherpstelling en belichting bepaald bij de
eerste foto in iedere serie.
Q Selecteren J in de scherpstelstand C beperkt de keuze van
focuskaders (P 80).
Q Trackingprestaties belichting en scherpstelling kunnen
variëren afhankelijk van het diafragma, gevoeligheid en de
opnameomstandigheden.