De opnemers voor de overvulbeveiliging en die voor niveaumeting beïnvloeden elkaar niet en werken
onafhankelijk. De sensor moet zich altijd in en min of meer verticale positie bevinden, de hoek mag
maximaal 45º afwijken.
De sensor en de metalen delen in de tank zijn volledig van roestvast staal. De toegepaste kunststoffen
zijn hoogwaardige polymeren of harsen, bestand tegen LPG en de meeste andere vloeibare koolwater-
stoffen. Er zijn drie standaard flensuitvoeringen: DN40, DN50 en SR. Andere aansluitmaten kunnen via
een verloop- of adapterflens worden gerealiseerd.
De sensoren worden gefabriceerd volgens klantspecificatie. Daartoe is er een sensorgegevensblad, op-
gesteld die door de klant ingevuld en ondertekend moet worden. De sensor wordt conform dit blad ge-
fabriceerd en veranderingen zijn daarna niet meer mogelijk. Het voor- en afschakelpunt en de meetrange
liggen vast in de sensorconstructie. De niveaumeetsensor reikt van ca. 6% van de tankdiameter vanaf de
bodem tot even voorbij het afschakelpunt. De voorschakeldrempel (RELEASE) ligt zo'n 2% beneden
het eigenlijke, veiligheidsgerelateerde afschakelpunt (AB) van de overvulbeveiliging. Voor speciale uit-
voeringen of vragen neemt u contact op met de fabrikant.
De werking van de sensor wordt aan de hand van de meetomvormer in de volgende paragraaf (2.2) ver-
der toegelicht.
2.2
Meetomvormer
De meetomvormer bestaat uit een robuuste, grijs gelakte aluminium behuizing met daarin, volledig in-
gegoten, de elektronische circuits. De sensoraansluitingen worden aan de onderzijde naar binnen ge-
voerd en door middel van vlakstekerverbindingen aangesloten. De behuizing is, indien gemonteerd op
de sensor, spat-en regenwater dicht. Door de open constructie aan de onderzijde is er voldoende be-
luchting en kan er géén drukverschil optreden. Daardoor wordt voorkomen dat vochtigheid de behuizing
binnendringt en daar overmatige condensvorming plaatsvindt.
Net als de sensor kan ook de meetomvormer zowel met als zonder niveaumeting zijn uitgevoerd. De
omvormer is verder niet sensor- of lengtegebonden en hoeft niet te worden afgeregeld. Voor de vorming
van het frequentie- en stroomgestuurde overvulbeveiligingssignaal zorgen de drie opnemers zoals weer-
gegeven in tabel 1. De grootte van de referentie-, begrenzings- en simulatiecapaciteitswaarde staan in
een bepaalde verhouding tot elkaar. Onder invloed van het medium in de sensor verandert het signaal. In
het geval van een kritische fout of defect volgt een afschakeling (AB en RELEASE) in combinatie met
een foutmelding (FAIL). De werking van het fail-safe circuit berust op een zogenaamde dynamische,
volledig hardware-matige schakel- en foutdetectie. Het signaal bestaat uit twee zich snel afwisselende
niveaus, het basisniveau en een niveau dat overeenkomt met overschreiding van de afschakeldrempel
voor de desbetreffende sensor. Kenmerkend hiervoor is een robuust schakelgedrag en in geval van een
foutsituatie zeer snel reagerende detectie, in enkele tienden van een seconde.
Voor het niveausignaal, daar waar van toepassing, wordt de grootte van de niveaumeetcapaciteit tot een
pulsfrequent gemoduleerd stroomsignaal omgevormd. De vorming en verwerking van dit signaal is rela-
tief betrouwbaar doch verder niet als fail-safe te classificeren.
2.3
Verwerkingselektronica
De verwerkingselektronica bestaat uit een combinatie van zogenaamde open eurocardmodules. Deze
modules zijn geplaatst in een rack, bouwgroependrager of complete wandbehuizing. Daarnaast kunnen
de modules geplaatst worden in elke andere daarvoor geschikte behuizing zoals een 19-inch rack, mits
deze voldoet aan IP20. Figuur 3 geeft een voorbeeld van een uitgebreide configuratie met CL-SLC1 en
CL-NIV3.
6