Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Verwerkingselektronica; Inbedrijfstelling - CMT CL Series Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

5.4

Verwerkingselektronica

De eurocardmodules mogen alleen uit de ESD-beschermende verpakking worden gehaald of uit de be-
huizing worden verwijderd indien voldoende maatregelen tegen mogelijke schade door ESD (Electro
Static Discharge) zijn genomen.
De modules zijn voorzien van gestandaardiseerde DIN41612-F connectoren. De verbindingen van, naar
en tussen de modules onderling worden door een speciale verbindingsprint, backplane of losse bedra-
ding gemaakt. Een overzicht van de aansluitingen, de blokschematische opbouw en technische (de-
tail)gegevens van alle modules is te vinden in de overeenkomstige, indien niet reeds meegeleverd, op
aanvraag toe te zenden informatiebladen.
Om een eenduidige afschakelfunctie te waarborgen mag na het afvallen van de contacten AB en
RELEASE er niet automatisch een hernieuwde vrijgave volgen en moeten dus bijvoorbeeld van een ex-
tra manueel bedienbare (relais)schakeling met overneemcontact worden voorzien. Voor de dimensione-
ring van de veiligheidsketen, waarin het AB-contact is opgenomen, geldt dat de zwakste schakel bepa-
lend is, let dus op de gestelde eisen en voorschriften. Hou voldoende lucht- en kruipafstand en gebruik
adereindhulzen.
De schakelende uitgangen mogen niet overbelast worden: max. 250Vac of 35Vdc en max.2A; niet in-
duktief voor gelijkspanning. Alle externe relaiscontacten zijn beschermd door op de print geïntegreerde,
uitwisselbare zekeringen, type TR5, 2AT (2 Amp. traag). Om een voldoende en veilige scheiding te
waarborgen mag er slechts óf veilige- óf niet-veilige spanning geschakeld worden, een combinatie van
beide op één module of backplane is niet toegestaan.
Om de intrinsieke veiligheid van de meetcircuits te waarborgen dienen de voorkomende PE-
aansluitingen met aarde verbonden te worden.
6.

Inbedrijfstelling

Voordat de tank gevuld mag worden moeten de relevante gegevens van de sensor gecontroleerd zijn en
moet het systeem in principe functioneren. Er is géén afregeling nodig voor de overvulbeveiliging, door
de aanwezigheid van de referentie-sensor gebeurt dit automatisch. Voor de niveaumeting wordt bij de
eerste inschakeling van de elektronica de actuele sensorwaarde als leegwaarde opgeslagen, tenzij deze
reeds speciaal van te voren ingesteld is. De volgorde voor de inbedrijfname is:
• controleer de aansluitingen
• controleer, indien van toepassing de instellingen van de relaisbewaking, CL-CRC2-module (zie
tabel 4)
• controleer, indien van toepassing de instellingen van de niveaumeter, CL-NIV3-module (zie ta-
bel 5) en de op de kaart aanwezige jumpers: JP1 en JP2 op [20mA] en JP5 op [Freq].
• schakel het systeem in
• controleer of:
-
de blauwe (RELEASE) LED oplicht
-
voor CL-SLA1: de groene AB-LED oplicht of
-
voor CL-SLC1: na het drukken van de START-knop de groene A en B-LED's oplichten.
• controleer of het display (CL-NIV3, indien aanwezig) [<3% ~] of [<6% ] weergeeft
• controleer de instellingen van de gebruikte schakelcontacten (zie ..).
De fundamentele delen van het CL-systeem werken nu correct en indien verder ook alles naar behoren
functioneert kan er gevuld worden. De aangegeven waarde op het display zal een standaard, gemiddelde
en afhankelijk van een aantal factoren, meer of minder goede indicatie van het werkelijke niveau zijn.
Door te vullen tot het RELEASE-niveau, ca. 2% beneden het afschakelpunt van de sensor, wordt de ni-
veaumeter automatisch gecalibreerd. Teneinde miscalibraties te voorkomen wordt er door de ni-
veaumeter een plausibiliteitscheck uitgevoerd, voordat de automatische calibratie plaatsvindt. Voor het
oplossen van mogelijke problemen hiermee wordt verwezen naar hoofdstuk 8, storingen.
14

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Cl-suCl-crc2Cl-slc1Cl-sla1Cl-ob1Cl-ob2 ... Toon alles

Inhoudsopgave