ML Plus-ontvochtigingssystemen
7.7 Bedieningsmodussen
De unit wordt gestopt en gestart met de moduskeuzeschakelaar, zie Figuur 7.4 .
0: De unit is uitgeschakeld.
■
AUTO: Toevoerventilator draait continu. Alle functies van de unit worden geregeld op basis van de
■
bestaande behoefte.
7.8 Start het apparaat op.
1. Zorg ervoor dat alle toevoer van elektriciteit en warm/koud water ingeschakeld zijn en functioneren.
2. Zet de hoofdschakelaar op 1 (On).
3. Zet de standenschakelaar op het controlepaneel op AUTO.
7.9 Het apparaat stoppen
Wanneer de unit is gestopt, zijn ook alle functies gestopt, met uitzondering van de vorstcontrole.
Zet de standenschakelaar op het controlepaneel op 0 om de unit te stoppen.
V V V OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
Om restwarmte te verspreiden blijven de ventilatoren en de aandrijvingsmotoren functioneren (nadat de unit
is uitgeschakeld) totdat de temperatuur onder 50 °C zakt. Schakel de hoofdschakelaar niet uit vooraleer de
ventilatoren volledig gestopt zijn.
Sluit de afsluiters van koud/warm water naar de koel- en verwarmingselementen.
7.10 Noodstop
Het apparaat kan in noodgevallen worden gestopt aan de hand van de hoofdstroomschakelaar, zie paragraaf
7.2, Hoofdschakelaar.
V V V OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
Gebruik de hoofdstroomschakelaar alleen om het apparaat in noodgevallen te stoppen. De normale
stopsequentie wordt daarbij niet gevolgd. De ventilatoren stoppen en de verwarming kan zeer heet zijn, wat
schade kan veroorzaken aan de verwarming en de andere onderdelen in de buurt.
TNL-MLP-D1310
Bedrijf
39