ML Plus-ontvochtigingssystemen
Om overdracht van geluid en/of trillingen via vaste kanalen te beperken moeten luchtdichte flexibele
■
verbindingen van goede kwaliteit worden toegepast.
Direct op het apparaat gemonteerde kanalen moeten onafhankelijk worden ondersteund om de
■
belasting op het apparaat zo laag mogelijk te houden.
De kleppen voor het regelen van de luchtstromen moeten in de toevoerlucht- en het
■
regeneratieluchttoevoerkanaal worden geïnstalleerd. Voor een effectieve werking van het apparaat zijn
correcte luchtstromen van groot belang. Zie voor details over het afstellen van de luchtstroom paragraaf
6.2, Instelling van de luchtstroom.
Indien het apparaat is uitgerust met een frequentieomvormer voor de proceslucht is er geen behoefte
■
aan een klep in het aanvoerluchtkanaal.
De totale drukval in de proces- en regeneratieluchtkanalen mag niet hoger zijn dan de beschikbare druk
■
van de ventilatoren van het apparaat.
Een insteeksensor voor vorstbeveiliging moet altijd worden gebruikt met verwarmingselementen als er
■
een risico van vorst bestaat. Bevriezing kan optreden wanneer de aangevoerde proceslucht naar de unit
onbehandeld is. De elementen kunnen ernstig worden beschadigd als er een risico van bevriezing is en
wanneer er geen insteeksensor is aangebracht.
TNL-MLP-D1310
Installatie
27