ML Plus-ontvochtigingssystemen
6.2 Instelling van de luchtstroom
6.2.1 Algemeen
Voor optimale prestaties moeten de toevoerlucht- en de regeneratieluchtstromen correct worden afgesteld
overeenkomstig de specificaties.
V V V OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
Een onjuiste afstelling van de luchtstromen kan leiden tot storingen van het apparaat.
Alle mogelijke schade aan het apparaat ten gevolge van een onjuiste afstelling van de luchtdebieten kan ten
koste gaan van de garantie op het apparaat.
Het apparaat mag niet langer dan enkele minuten draaien alvorens de juiste luchtstromen worden ingesteld.
Neem contact op met Munters Service voor hulp bij de installatie en instellingen. Contactadressen van
Munters staan vermeld op de achterzijde van deze handleiding.
De instellingen van het programma van de regelaar worden door Munters in de fabriek uitgevoerd. Het
frequentiebereik is afgestemd op de aanvaardbare ventilatorsnelheden. Zie voor meer informatie de
handleiding voor regelaars in de bijlage.
6.2.2 Toevoerlucht
Bijstellen van de toevoerluchtstroom:
Wanneer het apparaat is voorzien van een frequentieregelaar, moet u het gewenste toevoerluchtdebiet in
■
het bedieningssysteem instellen. Zie de bijlage over het bedieningssysteem voor meer informatie over
parameters en instellingen.
Als er geen frequentieregelaar is, gebruikt u de toevoerluchtklep (zie Figuur 5.10 ) om het
■
toevoerluchtdebiet te regelen.
6.2.3 Regeneratielucht
Bijstellen van de regeneratieluchtstroom:
1. Start de unit en laat deze gedurende 8 minuten op vol vermogen draaien om de regeneratieluchtver-
warming op zijn normale bedrijfstemperatuur te laten komen.
2. Lees het temperatuurverschil af tussen de toevoerlucht en de verwarmde regeneratielucht op het scherm
van het bedieningssysteem. De temperatuurstijging moet 95 °C bedragen met een tolerantielimiet van
±5 °C.
3. Stel de regeneratieluchtklep (zie Figuur 5.10 ) af in kleine stappen wanneer het temperatuurverschil
buiten de tolerantie van ±5 °C ligt. Wacht na elke aanpassing tot de temperatuur is gestabiliseerd.
6.2.4 Balans van de luchtstroom
Als er een bypassklep voor de ontvochtiger is geïnstalleerd, moet de minimale open positie worden
bijgesteld (volledig debiet ontvochtiger). Zie de specificaties van het luchtdebiet op het aparte Datablad.
TNL-MLP-D1310
Inbedrijfstelling
35