Invoegpositie
Opmerking
Deze instelling moet alleen worden gecontroleerd bij problemen of wanneer het
enveloptype wordt gewijzigd.
1.
Til de ontgrendeling van de bovenste eenheid
op en trek de bovenste eenheid omhoog.
De vouwlijn van de flap moet onder de blauwe
aanduiding B zijn geplaatst. Zo niet, stel de
invoegpositie dan als volgt in:
2.
Druk links of rechts van
invoegpositie meer naar links of rechts te
verstellen. Met iedere druk op de knop stopt de
volgende envelop 0,5 mm naar rechts (eerder)
of naar links (later).
3.
Druk op
in de invoegpositie te plaatsen.
4.
Controleer de invoegpositie nogmaals en wijzig
deze zo nodig.
Stel zo nodig de vulvingers van de enveloppen bij. Zie "Stel de vulvingers van de
enveloppen in" op pagina 30.
Stel de vulvingers van de enveloppen in
De vulvingers van de enveloppen instellen:
1.
Draai de geribde knop C op iedere vinger los.
2.
Stel iedere vinger zo in dat het uiteinde ongeveer 5 mm in de envelop komt.
3.
Draai de geribde knop weer vast.
De vingers kunnen zijwaarts worden verschoven naar de gewenste positie.
4.
Stel de buitenste vingers ongeveer 5 - 10 mm van de randen van de enveloppen in.
Controleer de positie van de vulvingers wanneer een ander type envelop wordt gebruikt.
Adrespositie
Wanneer de enveloppositie en de positie van de vingers juist zijn ingesteld:
1.
druk op
De envelop wordt niet verzegeld en uitgeworpen in de locatie voor presenteren
op deck.
2.
Controleer de positie van het adres in relatie tot het adresvenster in de envelop.
3.
Druk zo nodig op de knop Omhoog of Omlaag om de adrespositie te wijzigen.
Met iedere druk op de knop wordt het adres telkens 1 mm tot een maximum van
12 mm lager of hoger ingesteld.
Als de gewenste adrespositie buiten het bereik van 24 mm ligt, kan de load'n Go
functie niet worden gebruikt. Gebruik in plaats daarvan een geprogrammeerde job.
30
om de
om een nieuwe envelop
om een gevouwen blad in de envelop te doen.
A
B
C
D
®