Direct TENS
™
3.3.3. Plaats van de elektrode
Als uw arts u de beste elektrodeplaatsen heeft laten
zien, raden we aan dat u die plaatsen gebruikt.
Als dat niet het geval is, tonen de figuren 3-7 tot en met
3-11 mogelijke elektrodeconfiguraties.
De figuren 3-12 tot en met 3-21 tonen
elektrodeconfiguraties voor verschillende indicaties. U
moet echter controleren of de configuratie geschikt is
en deze eventueel wijzigen.
Afhankelijk van de plaats en oorzaak van de pijn kunnen
de elektroden op acupunctuurpunten of in specifieke
dermatoomgebieden worden aangebracht.
In andere situaties raden we aan de elektroden op een
afstand van 3 tot 5 cm rond het centrum van de pijn te
plaatsen (waar u de pijn voelt).
Opmerkingen:
• Raadpleeg de opmerkingen in deel 2.2 voor de
selectie van indicatiespecifieke programma's.
• Lees de onderhoudsinstructies in deel 3.3.2 alvorens
de elektroden aan te brengen.
• U kunt er desgewenst voor kiezen slechts twee
elektroden (één kanaal) te gebruiken.
Figuur 3-7 Bilaterale plaatsing
(bijv. cervicale disfunctie)
Figuur 3-9 Parallelle plaatsing
(bijv. op littekenweefsel)
Opgelet
Mislukte stimulatie, huidirritatie, storing
• Gebruik alleen de originele elektroden die bij
het systeem zijn geleverd en vervangende
elektroden die door DJO worden geleverd.
• Bevestig de elektroden alleen op intacte huid;
vermijd huidoppervlakken met verminderde
gevoeligheid.
• Zorg ervoor dat de elektrode goed contact
maakt met de huid. Hoewel de stimulator
uitschakelt wanneer de weerstand tussen de
elektroden en de huid te hoog is, kan door een
slecht aangebrachte elektrode huidirritatie
ontstaan onder de elektroden.
Figuur 3-8 Diagonale plaatsing
(bijv. schouder of knie)
Figuur 3-10 Beugelpositie
18