HR Serie
Bedienings- en veiligheidsinstructies
3.3.3
MAANDELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES
1)
Motoroliepeil controleren (waar van toepassing)
2)
Wielmoeren controleren (aantrekkoppel 86Nm).
3)
Controleren dat de bevestigingsbouten van de wielmotoren op het chassis vastzitten.
4)
Controleren dat de zwenkworm vastzit en juist ingrijpt. Reinigen en weer invetten.
5)
Werking en slijtage van remmen controleren.
6)
Kniegewricht en spil invetten.
7)
Motorbrandstoftank op beschadiging en lekkage controleren.
8)
Slijtkussens van telescoopgiek en nylon stiften (waar van toepassing) controleren.
9)
Controleren dat einddop op hoofdkniegewrichtpen vast en draaipen op zijn plaats zit.
10)
Nylatron tapeinden rond de telescoopgiek controleren en eventueel bijstellen.
11)
Controleer en verifieer de kalibratie van het kooiweegsysteem om de drie maanden. Zie
paragraaf 4.5.4 voor de kalibratieprocedure.
12)
Voer om de Zes maanden een grondig onderzoek uit in overeenstemming met de 'Lifting
Operation and Lifting Equipment Regulations' (LOLER) (Regelingen Hefoperatie en
Hefapparatuur) 1998, Regeling (9)(3)(a).
3.3.4
JAARLIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLE
1)
Controleren dat alle draaipennen en hun borgbouten vastzitten.
2)
Giek en chassis inspecteren op scheurtjes en ernstige roestvorming.
3)
Hydrauliekolie filters vervangen.
4)
Bussen in voorwielnaven op slijtage controleren.
5)
Controleren dat de draairingbouten vastzitten (aantrekkoppel 279Nm).
14
Dutch – 01/10