Toegangspt dupliceren
gebruiken als basis voor het nieuwe toegangspunt.
3. Definieer de volgende instellingen:
Naam verbinding
•
in voor de verbinding.
Drager gegevens
•
Naam toegangspunt
•
toegangspunt in. Deze naam wordt meestal verstrekt
door uw serviceprovider.
Gebruikersnaam
•
de serviceprovider dit vereist. Gebruikersnamen zijn
gewoonlijk hoofdlettergevoelig en worden verstrekt
door de serviceprovider.
Vraag om wachtw.
•
wachtwoord in te voeren telkens wanneer u zich bij
een server aanmeldt, of selecteer
wachtwoord op te slaan in het geheugen van uw
apparaat en de aanmelding te automatiseren.
Wachtwoord
— Voer uw wachtwoord in als de
•
serviceprovider dit vereist. Het wachtwoord is
gewoonlijk hoofdlettergevoelig en word verstrekt
door de serviceprovider.
Verificatie
— Selecteer
•
wachtwoord altijd gecodeerd te verzenden, of
selecteer
Normaal
verzenden indien dit mogelijk is.
Homepage
— Geef het webadres op van de pagina
•
die u als startpagina op het scherm wilt weergeven
wanneer u dit toegangspunt gebruikt.
4. Nadat u de instellingen hebt gedefinieerd, selecteert u
Opties
Geavanc. instell.
>
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
om het toegangspunt te
— Voer een omschrijvende naam
— Selecteer Packet-gegevens.
— Voer een naam voor het
— Voer uw gebruikersnaam in als
— Selecteer
Ja
om uw
Nee
om het
Beveiligd
om uw
om uw wachtwoord gecodeerd te
om de geavanceerde
instellingen te definiëren of
te slaan en af te sluiten.
Geavanceerde instellingen voor
internettoegangspunten voor
packet-gegevens (GPRS)
Selecteer
Menu
Instrumenten
>
Verbinding
> Toegangspunten.
Nadat u de basisinstellingen voor het internettoegangspunt
voor packet-gegevens (GPRS) hebt gedefinieerd, selecteert u
Opties
Geavanc. instell.
>
geavanceerde instellingen:
Netwerktype
— Selecteer
•
internetprotocol. Het internetprotocol definieert hoe
gegevens naar en van het apparaat worden overgebracht.
IP-adres telefoon
— Voer het IP-adres van het apparaat
•
in. Selecteer
Automatisch
apparaat te ontvangen van de netwerkoperator. Deze
instelling wordt alleen weergegeven als u
Netwerktype
IPv4
>
DNS-adres
— Selecteer
•
DNS-adres
en voer hun IP-adressen in, als de
serviceprovider dit vereist. Als u dit niet doet, worden de
adressen van de naamservers automatisch ingesteld.
Proxyserveradres
— Het adres van de proxyserver
•
invoeren. Proxyservers zijn tussenliggende servers die
door sommige serviceproviders worden gebruikt tussen
een browserdienst en de gebruikers daarvan. Sommige
serviceproviders gebruiken dergelijke servers om extra
Terug
om de instellingen op
Instell.
>
>
en definieert u de volgende
IPv4
of
IPv6
als het type
om het IP-adres van het
selecteert.
Primair DNS-adres
en
Secundair
71