Inhoudsopgave
Advertenties
5.1.3
Handmatige correctie van de kalibratiewaarde
5.1.4
Kalibratiepunt wissen
5.1.5
Standaardkalibratie terugstellen
5.2
Meten
1. Selecteer
en bevestig uw keuze met
MENU
2. Selecteer
CALIBRATE
Het instrument leest de sensorgegevens.
3. Selecteer de weergegeven curve en bevestig uw keuze met
4. Selecteer de gewenste curve en bevestig uw keuze met
5. Selecteer het gewenste punt en bevestig uw keuze met
6. Overschrijf het bestaande kalibratiepunt.
7.
Voer de waarde voor het kalibratiepunt in met de navigatietoetsen en bevestig uw
keuze met
ENTER/ON
•
Navigatietoets
LINKS/RECHTS
•
Navigatietoets
OMHOOG/OMLAAG
Dezelfde procedure als in
op de waarde 0,000 en bevestig uw keuze met
Als de troebelheidskalibratie werd gewijzigd, kan deze conform ISO 7027 worden
teruggesteld op de standaardkalibratie.
Opmerking: Stop de huidige meting voordat de standaardkalibratie wordt teruggesteld.
1. Selecteer
en bevestig uw keuze met
MENU
2. Selecteer
CALIBRATE
Het instrument leest de sensorgegevens.
3. Selecteer troebelheidscurve C-Tu en bevestig uw keuze met
Opmerking: Als troebelheidscurve C-Tu niet in het menu wordt weergegeven, selecteer dan de
weergegeven curve en bevestig uw keuze met ENTER/ON. Het keuzemenu voor de curves
wordt weergegeven. Selecteer curve C-Tu en bevestig uw keuze met ENTER/ON. Curve C-TU
is geactiveerd.
Open het keuzemenu voor curve C-TU met ENTER/ON, selecteer RESET (terugstellen) en
bevestig uw keuze met ENTER/ON.
4. Druk op de navigatietoets
bevestig uw keuze met
De drogestofcurves kunnen ook worden teruggesteld op de standaardkalibratie
(1-puntskalibratie op 4 g/l). Een nauwkeurige vaststelling van de concentratie droge stof is
echter alleen mogelijk door middel van kalibratie (zie
Opmerking: Om juiste meetresultaten te verkrijgen, moet u het instrument kalibreren voordat u er
voor het eerst metingen mee gaat verrichten.
Zonder kalibratie van de drogestofcurves keert het instrument terug naar de standaard
1-puntskalibratie op 4 g/l. Er kunnen afwijkingen van de werkelijke meetwaarde optreden.
ENTER/ON
(kalibreren) en bevestig uw keuze met
.
: naar de volgende/vorige decimale positie springen
: nummer wijzigen
hoofdstuk
5.1.3. Stel de concentratie van het kalibratiepunt in
ENTER/ON
ENTER/ON
(kalibreren) en bevestig uw keuze met
OMHOOG/OMLAAG
.
ENTER/ON
.
ENTER/ON
ENTER/ON
.
ENTER/ON
.
ENTER/ON
. Het kalibratiepunt wordt gewist.
.
ENTER/ON
ENTER/ON
, selecteer
(terugstellen) en
RESET
paragraaf 5.1, pagina
Bediening
.
.
.
.
25).
29
Advertenties
Inhoudsopgave
