Bediening
Afbeelding 9
Minimumafstanden van de sensorkop in de bak
1
Sensor
28
14. Voer de in het laboratorium vastgestelde waarden in met de navigatietoetsen en
bevestig uw keuze met
•
Navigatietoets
LINKS/RECHTS
•
Navigatietoets
OMHOOG/OMLAAG
De in het laboratorium vastgestelde waarde wordt opgeslagen. Het hoofdmenu wordt
weergegeven.
Herhaal de stappen 1 t/m 14 om extra kalibratiepunten te registreren.
Het instrument sorteert de geregistreerde kalibratiepunten automatisch op basis van de
hoogte van de kalibratiewaarden. De volgorde waarin de kalibratiepunten zijn
geregistreerd, is niet van belang.
Aan punt 1 wordt altijd de laagste kalibratiewaarde toegewezen.
Aan punt 2 wordt de naasthogere kalibratiewaarde toegewezen.
Aan punt 3 wordt de hoogste kalibratiewaarde toegewezen.
De in het laboratorium vastgestelde waarde kan op elk moment worden gecorrigeerd door
deze te overschrijven (zie
.
ENTER/ON
: naar de volgende/vorige decimale positie springen
: nummer wijzigen
hoofdstuk
5.1.3).
2
Bak