Bediening
5.1.2
Kalibreren
26
Het instrument kan één troebelheidscurve en maximaal vier kalibratiecurves voor droge
stof opslaan. Dit maakt metingen in media met verschillende kwaliteitsniveaus mogelijk.
Aan elk meetpunt afzonderlijk kan één van de opgeslagen kalibratiecurves worden
toegewezen.
1-puntskalibratie
Voor het definiëren van een kalibratiecurve is één kalibratiepunt in het meetbereik van de
sensor over het algemeen voldoende. Dit punt dient in het bovenste derde deel van het
verwachte meetbereik te liggen.
Opmerking: Als de meetwaarde onder of boven het door een punt gedefinieerde bereik ligt, geeft
het instrument een foutmelding weer: "Calibration insufficient +/-" (Kalibratie onvoldoende). Dit
betekent dat er een extra kalibratiepunt vereist is.
Meerpuntskalibratie
Voor brede meetbereiken moet er een tweede kalibratiepunt worden geregistreerd:
•
Eerste kalibratiepunt (onderste waarde) op een zo laag mogelijke concentratie.
•
Tweede kalibratiepunt (bovenste waarde) op een zo hoog mogelijke concentratie.
Er kunnen maximaal drie kalibratiepunten per curve worden geregistreerd. Om meerdere
kalibratiepunten te registreren, moet het monster worden verdund of bezinken.
Geregistreerde kalibratiepunten worden aangeduid door een sterretje (bijv. * punt 1) en
blijven opgeslagen, zelfs als het instrument tussendoor wordt uitgezet.
1. Vul een zwarte bak met een representatief monster van het meetmedium.
Zorg ervoor dat dit gelijkmatig is gemengd.
2. Gebruik een deel van het monster voor de drogestofanalyse in het laboratorium.
3. Reinig de sensor.
4. Dompel de sensor onder in de bak.
5. Selecteer
en bevestig uw keuze met
MENU
6. Selecteer
CALIBRATE
Het instrument leest de sensorgegevens en er verschijnt een informatietekst op het
display.
7. Selecteer de weergegeven curve en bevestig uw keuze met
8. Selecteer de gewenste curve en bevestig uw keuze met
9. Selecteer
MEMORY
10. Selecteer
(punt 1, 2 of 3) en bevestig uw keuze met
POINT...
daarbij het meetmedium om met de sensor.
De afstand tussen de sensorkop en de zijkanten en bodem van de bak moet altijd
groter zijn dan 70 mm (2,76 inch)
Het duurt 5 tot 20 seconden om het kalibratiepunt te registreren; vervolgens verschijnt
het keuzemenu voor kalibratie. Gedurende de registratie wordt "Memory" (geheugen)
op het display weergegeven.
11. Neem de sensor uit de bak en reinig hem. Registreer indien nodig meer
kalibratiepunten met verdunde monsters of monsters waarin de stoffen verder zijn
bezonken. Gebruik een deel van deze monsters voor de drogestofanalyse in het
laboratorium.
12. Bepaal het drogestofgehalte van het monster/de monsters in het laboratorium.
ENTER/ON
(kalibreren) en bevestig uw keuze met
(geheugen) en bevestig uw keuze met
(Afbeelding
.
ENTER/ON
ENTER/ON
.
ENTER/ON
.
ENTER/ON
ENTER/ON.
9).
.
.
Roer