Inhoudsopgave
Advertenties
Hoofdstuk 5 Bediening
5.1
Kalibratie
5.1.1
Belangrijke opmerkingen voor de kalibratie
Afbeelding 8
Homogeniteit in %
1
Homogeniteit
Troebelheidsmetingen hoeven niet te worden gekalibreerd, aangezien er een
gestandaardiseerde kalibratiecurve conform ISO 7027 is opgeslagen in het instrument.
Het is mogelijk om een klantspecifieke kalibratie van de troebelheidscurve te creëren. Als
de standaardcurve is gewijzigd, verschijnt er een sterretje (*) voor het meetpunt.
Drogestofmetingen moeten ter plaatse worden gekalibreerd. Het is niet mogelijk een
algemene standaard hiervoor te definiëren, aangezien het type en de samenstelling van
de vaste deeltjes zeer verschillend kunnen zijn.
Kalibratiebakken
Om reflecties van de meetstraal op de zijkanten en de bodem van de bak te voorkomen,
dient er een zwarte − of ten minste donkergekleurde − bak te worden gebruikt voor de
kalibratie.
De sensor kan ook in het bassin blijven, zolang er een representatief laboratoriummonster
op dit punt kan worden genomen.
Gemeten variabele (homogeniteit)
100% komt overeen met een volledig homogeen meetmedium. Na circa 10 seconden
biedt deze gemeten variabele een representatieve waarde voor de homogeniteit van het
meetmedium. De homogeniteit wordt weergegeven als een percentage na een
afzonderlijke meting
(Afbeelding
De sensor vervangen
Doordat de kalibratie wordt uitgevoerd voor het meetsysteem (meter en sensor), mag
uitsluitend de meegeleverde sensor voor de metingen worden gebruikt. Als er een andere
sensor wordt gebruikt, moet de apparatuur opnieuw worden gekalibreerd.
Opmerking: Als de sensor wordt vervangen, wordt de foutmelding "Incorrect probe" (onjuiste
sensor) weergegeven. Registreer de nieuwe sensor onder
de code 390 (zie
paragraaf 3.4.1, pagina
drogestofmeting vrijgegeven. Vervolgens dient het instrument opnieuw te worden gekalibreerd.
8).
MENU > SYSTEM
15). Hiermee worden alle kalibratiecurves voor de
(menu > systeem) met
25
Advertenties
Inhoudsopgave
