4.7
Kalibratie
4.8
De meetpunten definiëren
4.8.1
Overzicht van kalibratiecurves
4.8.2
Metingen
4.8.2.1
Praktisch voorbeeld voor drogestofmetingen
Voor troebelheidsmetingen is reeds een standaardcurve C-TU in de sensor opgeslagen.
Kalibratie is niet nodig.
Voor drogestofmetingen is echter kalibratie vereist om de ruwe meetsignalen te verwerken
tot een gekalibreerde weergave (zie
drogestofmeting is niet mogelijk zonder kalibratie. Er zijn vier kalibratiecurves
beschikbaar: C-DS1, C-DS2, C-DS3, C-DS4. Deze curves kunnen worden toegewezen
aan de afzonderlijke meetpunten.
•
C-TU = troebelheidscurve (standaardcurve)
•
C-DS1 = drogestofcurve 1 (kalibratiecurve)
•
C-DS2 = drogestofcurve 2 (kalibratiecurve)
•
C-DS3 = drogestofcurve 3 (kalibratiecurve)
•
C-DS4 = drogestofcurve 4 (kalibratiecurve)
Opmerking: Het type en de samenstelling van de vaste deeltjes van een medium kunnen sterk
uiteenlopen. Daarom is het niet mogelijk om een algemene norm te definiëren, en moeten
verschillende meetmedia specifiek voor elk geval worden gekalibreerd.
Voor de drogestofmeting, is kalibratie vereist. Er zijn vier curves beschikbaar: C-DS1,
C-DS2, C-DS3, C-DS4. Elke curve kan worden toegewezen aan elk meetpunt. In het
voorbeeld wordt de curve C-DS1 geselecteerd.
1. Sluit de sensor aan op het instrument.
2. Om het instrument in te schakelen, houdt u
Kalibratiecurve selecteren
3. Selecteer
en bevestig uw keuze met
MENU
4. Selecteer
CALIBRATE
5. Selecteer
CURVE C-TU
Opmerking: Curve C-TU is de standaardinstelling.
6. Selecteer kalibratiecurve
bevestig uw keuze met
Het instrument leest de sensorgegevens en er verschijnt een informatietekst op het
display.
paragraaf 5.1, pagina
ENTER/ON
ENTER/ON
(kalibreren) en bevestig uw keuze met
en bevestig uw keuze met
met de navigatietoetsen
C-DS1
.
ENTER/ON
25). Een nauwkeurige
2 seconden lang ingedrukt.
.
.
ENTER/ON
.
ENTER/ON
OMHOOG/OMLAAG
Starten
en
21