Hulpbedrijf verwarmen
Minimumbegrenzing toe-
voerlucht
verwarmen
Filtervervuiling
storingsflank
actieve filterbewaking
Nalooptijd ventilatoren
Extern AAN/UIT
Aanvullende functies
34
Standaardfuncties
Wanneer de reële ruimtetemperatuur bij actief hulpbedrijf
onder de hulptemperatuur daalt (basisinstelling), dan
wordt de ventilator met het vooraf geselecteerde toerental
ingeschakeld en worden de WTW en de naverwarmer
aangestuurd. Wanneer de reële ruimtetemperatuur 1K boven
de hulptemperatuur stijgt; wordt alles opnieuw uitgeschakeld.
Relevante parameters:
Programmakeuzeschakelaar, uurprogramma, in OFF-
bedrijf, HULPTEMPERATUUR, BEDRIJFSMODUS
NACHTWERKING.
Wanneer de ingestelde minimumgrenswaarde voor de
toevoerlucht onderschreden wordt (inblaastemperatuur
toevoerlucht), dan wordt het servosignaal verwarmen
aangesproken (100%) (WTW en naverwarmingsregister).
Pas bij het overschrijden van de ingestelde waarde worden de
verwarmingsaggregaten opnieuw uitgeschakeld.
Bovendien wordt bij het onderschrijden van de
minimumbegrenzing van de toevoerlucht en na afloop van
900 sec. het actuele ventilatortoerental op het min. toerental
(P.LM015) ingesteld. Wanneer de minimumbegrenzing
van de toevoerlucht daarna niet meer actief is, wordt terug
overgeschakeld op het nominale toerental.
Wanneer ondanks de toerentalreductie de
minimumbegrenzing voor de toevoerlucht na 5 minuten
nog steeds actief is, wordt er een storingsmelding (met
uitschakeling van de installatie) geactiveerd.
Deze wordt na afloop van 5 uur of bij bevestiging van de fout
op de BML automatisch gereset.
Via de parameters LM202 en LM203 kan aan de hand van de
ventilatorbedrijfsuren een filterstoring geactiveerd worden.
Via een verschildrukschakelaar kan een storingsmelding
geactiveerd worden wanneer de filter vervuild is, zie
parameter LM200.
Om naverwarmen van het E-register te voorkomen wordt
de ventilator bij uitschakeling van de installatie pas na een
nalooptijd van 5 minuten uitgeschakeld. (Min. toerental cf.
parameter LM015)
Via een door de klant te voorzien contact kan de installatie
binnen het klokprogramma in- en uitgeschakeld worden.
Contact gesloten:
de installatie werkt volgens het klokprogramma
Contact open:
de installatie is binnen het klokprogramma uitgeschakeld.
Wanneer de installatie principieel via de externe schakelaar
moet werken, moet het klokprogramma over 24 uur
vrijgegeven worden.
Hieronder worden de aanvullende functies van de regelaar
beschreven.
6809505_202108