Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Wilo Motor T 17.3 Inbouw- En Bedieningsvoorschriften pagina 32

Inhoudsopgave

Advertenties

nl
6.5.7
Instelling van de motorbeveiliging
6.5.7.1
Directe inschakeling
6.5.7.2
Sterdriehoekstart
6.5.7.3
Soft starter
6.5.8
Bedrijf met frequentie-omvormer
6.5.8.1
Asynchroonmotor
6.5.8.2
Permanente magneetmotor
32
Installatie en elektrische aansluiting
VOORZICHTIG
Aansluiting van de bewaking van de afdichtingsruimte
Als er bij het bereiken van de drempelwaarde alleen een waarschuwing wordt geacti-
veerd, kan de pomp door het binnendringende water onherstelbaar worden bescha-
digd. Aanbevolen wordt om in dergelijke gevallen altijd voor uitschakeling van de
pomp te zorgen!
Neem ook de overige informatie in het hoofdstuk explosiebeveiliging in acht!
De motorbeveiliging moet afhankelijk van het geselecteerde inschakeltype worden in-
gesteld.
Stel de motorbeveiligingsschakelaar bij bedrijf in volledige belasting in op de nominale
stroom (zie typeplaatje). Bij deellastbedrijf wordt aanbevolen om de motorbeveiligings-
schakelaar 5 % boven de gemeten stroom in het bedrijfspunt in te stellen.
De instelling van de motorbeveiliging is afhankelijk van de installatie:
ƒ
Motorbeveiliging geïnstalleerd in de leiding van de motor: Stel de motorbeveiliging
in op 0,58 x ontwerpstroom.
ƒ
Motorbeveiliging in de netvoedingsleiding geïnstalleerd: De motorbeveiliging instel-
len op de ontwerpstroom.
De starttijd in de sterschakeling mag max. 3 s bedragen.
Stel de motorbeveiligingsschakelaar bij bedrijf in volledige belasting in op de nominale
stroom (zie typeplaatje). Bij deellastbedrijf wordt aanbevolen om de motorbeveiligings-
schakelaar 5 % boven de gemeten stroom in het bedrijfspunt in te stellen. Daarnaast
moet op de volgende punten worden gelet:
ƒ
De opgenomen stroom moet altijd lager zijn dan de nominale stroom.
ƒ
Het starten en stoppen moet binnen 30 s zijn voltooid.
ƒ
Om vermogensverlies te voorkomen, moet de elektronische starter (soft starter) na
het bereiken van de normale bedrijfstoestand worden overbrugd.
Het bedrijf van asynchroonmotoren op de frequentie-omvormer is mogelijk. De fre-
quentie-omvormer moet ten minste de volgende aansluitingen hebben:
ƒ
Bimetaal- en PTC-sensor
ƒ
Vochtigheidselektrode
ƒ
Pt100-sensor (bij een aanwezige motorlagerbewaking!)
Bijkomende vereisten de hoofdstuk „Bedrijf aan de frequentie-omvormer [} 55]" ver-
wijderen en in acht nemen!
Als de motor is uitgerust met een Digital Data Interface, dient u bovendien te zorgen
voor de volgende voorwaarden:
ƒ
Netwerk: Ethernet 10BASE-T/100BASE-TX, IP-gebaseerd
ƒ
Protocolondersteuning: Modbus TCI/IP
Gedetailleerde vereisten zijn te vinden in de afzonderlijke handleiding voor de Digital
Data Interface!
Zorg voor de volgende voorwaarden bij gebruik van permanente magneetmotoren:
ƒ
Frequentie-omvormer met aansluiting voor PTC-sensor
ƒ
Netwerk: Ethernet 10BASE-T/100BASE-TX, IP-gebaseerd
ƒ
Protocolondersteuning: Modbus TCI/IP
Gedetailleerde vereisten zijn te vinden in de afzonderlijke handleiding voor de Digital
Data Interface!
De permanente magneetmotoren zijn toegelaten voor gebruik met de volgende fre-
quentie-omvormers:
ƒ
Wilo-EFC
Andere frequentie-omvormer op aanvraag!
WILO SE 2019-10

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Motor t 20.2Emu faRexa supraRexa solid

Inhoudsopgave