16
Instellingen
16.7
Touwspanning aan ondertouw controleren of instellen
Touwspanning controleren
Het boventouw (3) aan een unster (4) binden.
Aan het boventouw (3) trekken en de trekkracht op de unster (4) aflezen.
Æ Als de trekkracht kort voor het doorglijden van het boventouw (3) 100–120 N bedraagt, is de
instelling correct.
Æ Als de trekkracht kort voor het doorglijden van het boventouw (3) >120 N bedraagt, moet de
spankracht van de veer worden verkleind (maat X vergroten).
Æ Als de trekkracht kort voor het doorglijden van het boventouw (3) <100 N bedraagt, moet de
spankracht van de veer worden verhoogd (maat X kleiner maken).
De procedure voor alle boventouwen (3) herhalen.
Spankracht vergroten
De maat X met de vleugelmoer (7) verkleinen.
Spankracht verkleinen
De maat X met de vleugelmoer (7) vergroten.
16.7
Touwspanning aan ondertouw controleren of instellen
1
BPG000-115
De touwremmen (1) voor de ondertouwen bevinden zich achter de inbrenger onder het
perskanaal. De touwspanning richt zich naar het gekozen perstouw en moet gecontroleerd
worden. Een te hoog ingestelde touwspanning kan knoperstoringen veroorzaken en de
betroffen onderdelen belasten.
De fabrieksinstelling geldt voor KRONE Original perstouwen met een looplengte van 100-130
m/kg.
Als een perstouw met een andere looplengte wordt gebruikt en knoperfouten optreden, moet de
touwrem worden ingesteld. Om de touwrem in te stellen, contact opnemen met de
KRONE klantenservice.
Fabrieksinstelling maat X=70 mm
Spankracht vergroten
De maat X met de vleugelmoer (2) verkleinen.
Spankracht verkleinen
De maat X met de vleugelmoer (2) vergroten.
280
1
2
BiG Pack 1290 HDP
Originele handleiding 150001371_03_nl