Aanbrengen van het montageframe
Tegeldak varianten B:
Dwarsmontage op schuin dak
Voorbereiden en controleren van het dak
Controleer het dak op de volgende pun-
ten:
Lekdichtheid en noodzaak tot sanering;
•
Daksanering moet niet voor de nabije
toekomst gepland zijn. Vervang ka-
potte daktegels op de plaats van de
montage, aangezien ze na montage
van de collector niet meer bereikbaar
zijn.
Draagkracht van het dak:
•
Controleer of het dak een extra vlak-
ke belasting van 25 kg/m² kan verdra-
gen
.
min. 3
tegels
A = B
C
Basismodule met uitbreidingsmodule E15
Min. 3
tegels
A = B
C
Basismodule met uitbreidingsmodule E20
36
Goede staat der daksparren:
•
Controleer of de daksparren in een
goede staat verkeren, zodat de da-
khaken hier stevig op bevestigd kun-
nen worden. Eventueel moeten de
sparren worden vervangen, een an-
dere plaats voor de collector worden
gezocht, of extra bevestigingspunten
worden gevonden, in ieder geval mo-
eten de dakhaken bij storm goed in
de daksparren blijven zitten.
min. 1 m
D
G
min. 1 m
F
D
G
Veiligheidsmaatregelen
Bij de montage op een schuin dak moet
men de van kracht zijnde ongevallenvo-
orschriften van de beroepsverenigingen
en de DIN-VDE-Normen navolgen.
Veiligheidsvoorzieningen tegen vallen
zijn noodzakelijk vanaf een valhoogte
van 3 m op schuine daken van meer
dan 20° tot 60°. Aanbevolen wordt om
een veiligheidsdakhaak op een geschi-
kte plaats te bevestigen. Tegen het
afglijden moet men gebruik maken van
vangtuig en wanden op het dak. Dach-
schutzwände.
Bevestigingspunten bepalen houdt
rekening met de volgende punten:
•
Collectorveld zo goed mogelijk scha-
duwvrij.
•
De leidingen moeten zo kort mogelijk
zijn en direct naar de pompgroep en
E
de warmteopslag worden gelegd.
•
De opstelling moet niet te dicht bij de
F
dakrand zijn, om de windlast zo ge-
ring mogelijk te houden en voor een
goede bereikbaarheid rondom het
collectorveld. Minimale afstand: 1,0
m; bij hogere gebouwen en bloo-
tgestelde zones: groter.
•
Afstand tot daknok bedraagt minstens
twee rijen tegels.
•
De afstand van de bevestigingspun-
ten wordt individueel onder beschou-
wing van de gebruikte verzamelaar-
lengten,
AURON 15 = 138 cm
AURON 20 = 184 cm
en de positie van de verbindin-
gsplaat tussen de verzamelaars en
de basisrails bepaald. Let erop, dat
in het bereik van de verbindingsplaat
F = 12 cm
geen bevestiging mogelijk is.
De onderste overdekking bedraagt
E
G = 14 cm
en wordt door het verzamelaar- be-
vestigingselement als beveiliging
tegen het afglijden bepaald.
De bovenste overdekking moet in het
bereik
E: 7 tot 45 cm
liggen, en een maximale afstand
A = B: tot 120 cm
mag niet worden overschreden.
De afstand van de bevestigingspun-
ten naast elkaar bedraagt:
C = 135 tot 168 cm.
(overzicht, zie bladzijde 23 en 24)