Aanbrengen van het montageframe
Tegeldak varianten A:
Montage aan hoge kant van schuin dak
Voorbereiden en controleren van het dak
Controleer het dak op de volgende pun-
ten
Lekdichtheid en noodzaak tot sanering:
•
Daksanering moet niet voor de nabije
toekomst gepland zijn. Vervang ka-
potte daktegels op de plaats van de
montage, aangezien ze na montage
van de collector niet meer bereikbaar
zijn.
Draagkracht van het dak:
•
Controleer of het dak een extra vlak-
ke belasting van 25 kg/m² kan verdra-
gen.
Min.
2 tegels
Min.
2 tegels
32
Goede staat der daksparren:
•
Controleer of de daksparren in een
goede staat verkeren, zodat de da-
khaken hier stevig op bevestigd kun-
nen worden. Eventueel moeten de
sparren worden vervangen, een an-
dere plaats voor de collector worden
gezocht, of extra bevestigingspunten
worden gevonden: in ieder geval mo-
eten de dakhaken bij storm goed in
de daksparren blijven zitten.
F
F
Basismodule met
uitbreidingsmodu-
le E15
Basismodule met
uitbreidingsmo-
dule E20
Veiligheidsmaatregelen
Bij de montage op een schuin dak moet
men de van kracht zijnde ongevallenvo-
orschriften van de beroepsverenigingen
en de DIN-VDE-Normen navolgen.
Veiligheidsvoorzieningen tegen vallen
zijn noodzakelijk vanaf een valhoogte
van 3 m op schuine daken van meer
dan 20° tot 60°. Aanbevolen wordt om
een veiligheidsdakhaak op een geschi-
kte plaats te bevestigen. Tegen het
afglijden moet men gebruik maken van
vangtuig en wanden op het dak.
Bevestigingspunten bepalen, houd
rekening met de volgende punten:
•
Collectorveld zo goed mogelijk scha-
duwvrij.
•
De leidingen moeten zo kort mogelijk
zijn en direct naar de pompgroep en
de warmteopslag worden gelegd.
•
De opstelling moet niet te dicht bij de
dakrand zijn, om de windlast zo ge-
ring mogelijk te houden en voor een
goede bereikbaarheid rondom het
collectorveld. Minimale afstand: 1,0
m; bij hogere gebouwen en bloo-
tgestelde zones: groter.
•
Afstand tot daknok bedraagt minstens
twee rijen tegels. De afstand van de
bevestigingspunten wordt individueel
onder beschouwing van de gebruikte
verzamelaarlengte,
(AURON 15 = 138 cm)
(AURON 20 = 184 cm) en de positie
van de verbindingsplaat tussen de
verzamelaars en de basisrails bepa-
ald. Let erop, dat in het bereik van de
verbindingsplaat
F = 12 cm
geen bevestiging mogelijk is.
Een overdekking
E: 7 tot 45 cm
en een maximale afstand
A: tot 120 cm
mag niet worden overschreden.
De afstand van de bevestigingspun-
ten boven elkaar bedraagt:
B = 135 tot 185 cm
(zie bladzijde 21 en bladzijde 22)