12
13
12
11
10
2.
Neem de lengtegegevens voor de montage van de
verbrandingsgasleiding in acht.
Lengte
≤ 2 m
A
≤ 22 m
B
≤ 2 m
C
≤ 1,5 m
D
≥ 50 mm
E
3.
Neem de minimale afstand tot vensters en andere
wandopeningen in acht.
–
Afstand: ≥ 200 mm
4.
Boor een wanddoorbraak in de buitenwand.
–
Kerndiameter: 150 mm
40
1
2
D
3
2
C
B
3
2
4
5
6
A
2
E
7
2
8
9
Installatiehandleiding luchttoever- en verbrandingsgasafvoer 0020282330_02
5.
Monteer de dragerplaat op de houders (6) van de bui-
tenwandconsole.
Voorwaarde: Afstand tussen wand en verbrandingsgasleiding: 50 ... 149 mm
–
Montage van de dragerplaat op de korte deelstukken
van de houders van de buitenwandconsole
Voorwaarde: Afstand tussen wand en verbrandingsgasleiding: 150 ... 300 mm
–
Montage van de dragerplaat op de lange deelstukken
van de houders van de buitenwandconsole
6.
Monteer de houders van de buitenwandconsole aan de
buitenwand.
7.
Monteer op voorhand de wanddoorvoerbocht (8), het
luchtaanzuigstuk (7) en een buitenwandverlengstuk
(4).
–
Afstand tussen het terreinoppervlak en de luchtaan-
zuigopening: ≥ 1 m
–
Plaatsing luchtaanzuigstuk: verticaal
–
De mof van de verbrandingsgasleiding moet steeds
in de richting van de monding wijzen.
8.
Hang telkens 1 luchtklem (2) op een buitenwandver-
lengstuk en het luchtaanzuigstuk.
9.
Steek het luchtaanzuigstuk en de wanddoorvoerbocht
tot aan de aanslag samen. Doe dit ook bij het verleng-
stuk voor de buitenmuur en het luchtaanzuigstuk.
10.
Leg de luchtklem over de twee buitenste ribben (12) en
draai de spaninrichting (13) aan.
11.
Steek de wanddoorvoerbocht met luchtaanzuigstuk en
buitenwandverlengstuk door de wanddoorbraak.
12.
Plaats de spanklem (5) voor de buitenwandconsole
rond het buitenwandverlengstuk en trek de beide klem-
schroeven aan.
13.
Verkort evt. het witte binnenverlengstuk (10) op de
vereiste lengte.
14.
Verbind het binnenverlengstuk van binnen met de
wanddoorvoerbocht.
0
2 2