4 Specificaties en bediening
Tijdens de stoelbeweging wordt kracht uitgeoefend
op het achterste link afdekkap in de richting die is
aangegeven met een pijl
4–2–4–7
Als de armleuning opstappen/afstappen of het stellen van de diagnose
belemmert, kan deze naar achteren worden gedraaid.
Alleen de rechter armleuning kan worden gedraaid.
Wanneer u de armleuning draait, moet u controleren of er geen
blokkade is. De gebruiker moet oppassen dat zijn hand of vinger niet
bekneld raakt.
Beweeg de stoel niet terwijl de armleuning naar achteren is gedraaid.
Draai de armleuning terug naar de normale positie voordat u de stoel
beweegt.
4–2–4–8
Om de stoelbeweging te stoppen die begonnen is via een schakelaar
voor automatische bediening (vooraf ingestelde schakelaar, schakelaar
voor automatisch terugzetten, schakelaar voor de laatste positie, of
staafschakelaar voor automatische bediening), moet u een van de
volgende handelingen uitvoeren.
Gebruik een van de schakelaars (die zijn aangegeven met ○).
4–2–4–9
Als de vergrendelingsfunctie wordt geactiveerd, wordt de beweging
van de stoel stopgezet. De functies die worden vergrendeld en de
stappen voor het ontgrendelen zijn als volgt.
Situatie
De armleuning omdraaien
WAARSCHUWING
Annuleerfunctie
Veiligheidsvergrendelingssysteem
Verwijder het obstakel dat de noodstop heeft
veroorzaakt, controleer op veiligheid en bedien de
stoel.
Automatische bediening van de stoel - Handmatige
bediening (de rugsteun omlaag brengen, naar achteren
zetten)
Ontgrendelen
Vergrendelde functies