NMEA 2000 instellingen
Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 2000-instelling.
Toestellenlijst: Hier worden de toestellen weergegeven die zijn verbonden met het netwerk en kunt u opties
instellen voor bepaalde transducers die zijn verbonden via het NMEA 2000 netwerk.
Toestellen labelen: Hier kunt u de labels van de beschikbare verbonden toestellen veranderen.
Toestellen en sensoren in het netwerk een naam geven
U kunt een naam geven aan toestellen en sensoren die met het Garmin Marine Network en het NMEA 2000
netwerk zijn verbonden.
1 Selecteer Instellingen > Communicatie.
2 Selecteer Marine Network of NMEA 2000-instelling > Toestellenlijst.
3 Selecteer een toestel in de lijst aan de linkerkant.
4 Selecteer Wijzig naam.
5 Voer de naam in en selecteer OK.
Het Garmin BlueNet netwerk en het oude Garmin Marine Network
Met het Garmin BlueNet netwerk kunt u snel en gemakkelijk gegevens van Garmin randapparatuur delen
met kaartplotters. U kunt compatibele toestellen met behulp van Garmin BlueNet technologie verbinden om
gegevens te ontvangen van en te delen met andere verbonden toestellen en kaartplotters.
Er zijn twee soorten netwerktechnologie die door Garmin nautische toestellen worden gebruikt. De verouderde
Garmin Marine Network-technologie heeft grotere connectors en wordt al vele jaren gebruikt. De nieuwere
Garmin BlueNet netwerktechnologie heeft kleinere connectors en kan hogere snelheden leveren dan de vorige
netwerktechnologie. U kunt Garmin Marine Network toestellen verbinden met Garmin BlueNet toestellen om
gegevens met elkaar te delen wanneer het netwerk de juiste structuur daarvoor heeft. Ga voor meer informatie
naar garmin.com/manuals/bluenet.
U kunt alle toestellen bekijken die zijn verbonden met het Garmin BlueNet netwerk en voor elk toestel een
aangepaste naam toevoegen of wijzigen.
Selecteer Instellingen > Communicatie > BlueNet™ netwerk of Marine Network.
USB DRD-instellingen
De USB-C DRD-poort (Dual Role Data) op de kaartplotter kan functioneren als USB-host of als USB-client
(toestel), afhankelijk van de behoeften van het aangesloten toestel. Als uw toestel deze poort heeft, heeft het de
aanduiding USB DRD.
Selecteer Instellingen > Communicatie > USB DRD instellen.
Auto: De USB-poort schakelt automatisch tussen de host- en clientmodus (toestel). Dit is de standaardinstelling
en deze is geschikt voor de meeste verbindingen.
Host: Deze kaartplotter beheert een aangesloten clienttoestel, zoals een kaartlezer of een extern
aanraakscherm.
Toestel: Deze kaartplotter wordt beheerd door een aangesloten hosttoestel. De kaartplotter kan bijvoorbeeld
aanraakuitvoer leveren aan een host, zoals een computer.
Alarmen instellen
De instelling Zoemer moet zijn ingeschakeld om alarmen te laten horen
pagina 187). Het niet instellen van akoestische alarmen kan leiden tot letsel of schade aan eigendommen.
Toestelconfiguratie
VOORZICHTIG
(Scherm- en geluidsinstellingen,
193