5
Extra apparatuur bedienen
Extra apparatuur bedienen
Verlichting in- en uitschakelen
– Draai de contactsleutel in stand "I".
– Druk op de toets (1) voor de werklampen
vóór.
De werklampen vóór (4) zijn ingeschakeld.
– Druk op de toets (7) voor de werklampen
achter.
De werklampen achter (5) zijn ingeschakeld.
OPMERKING
Het symbool voor de "werklampen achter" (6)
licht op en brandt tot de werklampen achter
weer worden uitgeschakeld.
OPMERKING
Afhankelijk van de configuratie gaan de
werklampen achter (5) pas branden wanneer
de rijrichtingschakelaar in de stand achteruit
wordt gezet.
– Druk op de toets (2) voor de verlichting.
De parkeerverlichting (3, 4) is ingeschakeld.
– Druk nogmaals op de toets (2).
De rijverlichting (3, 4) is ingeschakeld.
OPMERKING
Door nogmaals op een toets te drukken, wordt
de betreffende verlichting weer uitgeschakeld.
OPMERKING
De parkeerverlichting kan ook worden inge-
schakeld zonder dat het contact is ingescha-
keld.
206
1
2
3
4
55048011506 [NL]
Gebruik
7
6
5060_003-010_V2
6210_602-002
5060_003-047
5