CTS8000
Componenten
37
6.10. Flow meting
Op de besturing kunnen flow meters worden aangesloten die zijn uitgerust met een 0(4) – 20 mA
uitgang.
Er kan een bewaking op zowel ondergrens als bovengrens worden ingesteld, beide met een
programmeerbare vertragingstijd. Ook kan worden ingesteld of de installatie in geval van
"onderschrijding" dan wel overschrijding moet worden uitgeschakeld.
Indien een bewaking is geactiveerd dan kan, bij bijvoorbeeld overschrijding van de bovengrens een
melding worden verstuurd (bijvoorbeeld via een relais of via een e-mail (alleen bij CTx8x1x-xxxx)).
De instellingen voor de flow meters zijn alleen zichtbaar indien de besturing is uitgerust met printen
met 0-20mA ingangen (ca-fl-pr-3an).
6.10.1. Flow 1
Deze flow meting is voor algemeen gebruik.
Hoe de flow meting kan worden ingesteld, wordt beschreven vanaf § 6.10.4 "Flow meter instellen" op
blz 38.
6.10.2. Flow 2
Deze flow meting is voor algemeen gebruik.
Hoe de flow meting kan worden ingesteld, wordt beschreven vanaf § 6.10.4 "Flow meter instellen" op
blz 38.
Bij de inventarisatie dient het vensternummer steeds met 5 verhoogd te worden.
Bij de programmering dient het vensternummer steeds met 20 verhoogd te worden.
6.10.3. Flow 3
Deze flow meting is voor algemeen gebruik.
Hoe de flow meting kan worden ingesteld, wordt beschreven vanaf § 6.10.4 "Flow meter instellen" op
blz 38.
Bij de inventarisatie dient het vensternummer steeds met 10 verhoogd te worden.
Bij de programmering dient het vensternummer steeds met 40 verhoogd te worden.