7.7.3. 3. Registratie stoppen
• Ja: Wanneer detectorkalibratie is afgerond, valideert dit het einde van opname van
kalibratiemeting voor de eerder geselecteerde detectoren. Vanaf dit moment wordt
geen kalibratiemeting opgenomen.
• Nee: Sluit het einde van de registratieprocedure af.
7.7.4. 4. Bevestiging
Dit maakt de afstelling en validatie van nul en detectorgevoeligheid mogelijk wanneer de
kalibratie is uitgevoerd.
Afbeelding 39: Afstelling van nul (links) en gevoeligheid (rechts).
Bedrijfsmodus
Detectorselectie
1. Selecteer de te kalibreren detector met behulp van de toetsen Vorige detector en Volgende
detector en druk op Valideren.
Nulkalibratie
1. De opdracht Zoomen is geactiveerd.
2. Selecteer het gebied van belang van de curve met de toetsen en . Druk Zoom +
omhoog voor de activering van de opdracht Nul. Stel de positie van de cursor af zodat de
OK
wordt weergegeven, waarbij op zijn beurt wordt aangegeven dat het geselecteerde
"
"
bereik voldoende stabiel is.
3. Druk op voor het selecteren van de term Nul (Zero).
4. Bevestig de nulkalibratie door te drukken op Nul valideren (Validate Zero).
5. De term Sense (voor gevoeligheid) is vanaf nu actief.
Als gevoeligheid niet moet worden gekalibreerd, drukt u op en BEËINDIGEN (END);
totdat u het bericht
Wilt u alleen nul kalibreren door de detector?
"
u op Kalibratie valideren (Validate Calibration). Alleen de nulkalibratie van de detector
zal zijn uitgevoerd.
Als de gevoeligheid moet worden gekalibreerd, gaat u direct verder met de volgende
paragraaf.
Gevoeligheidskalibratie
1. De opdracht Gevoel (Sens) is geactiveerd.
NP32V2NL
Revision F.0
ANALOGE EN DIGITALE CONTROLLER
egistratie stoppen
wordt dan weergegeven.
"R
"
MX32v2
GEBRUIKERSHANDLEIDING
ziet, en vervolgens drukt
"
47