MX32v2
ANALOGE EN DIGITALE CONTROLLER
GEBRUIKERSHANDLEIDING
C. Weergave van het adres (digitale detector) of lijnnummer (analoge detector) waarop de
detector is aangesloten.
D. De te kalibreren detectoren selecteren:
• Selecteer een of meerdere detectoren met gebruik van de toetsen vorige detector of
volgende detector.
• Bij het drukken op de toets Selecteren, drukt u op Kal gas om de waarde in te voeren
door middel van de toetsen ↑↓. Valideer door te drukken op Enter.
NB: Alleen analoge detectoren die niet zijn uitgerust met een lokale display, kunnen
worden gekalibreerd vanaf de MX32v2-controller. Voor de andere detectoren maakt
"
alleen het menu
Sel. Detector
zodat ze geen alarmen activeren tijdens hun handmatige kalibratie.
• Druk op Escape voor het starten van de procedure van opnemen van de metingen op
de te kalibreren detectoren. Ga verder naar paragraaf "2 Opname".
E.
Het kalibratiegas weergeven.
Afbeelding 38: Voorbeeld van het scherm "Detectoren selecteren".
7.7.2. 2. Registratie starten
• Ja: Start de registratie van kalibratiemetingen voor de geselecteerde detectoren. Vanaf
dit moment worden alle kalibratiemetingen opgenomen voor deze detectoren.
egistratie starten
"R
behulp van standaardgas kan beginnen.
Voor een detector waarin de sensor is gewijzigd, is het belangrijk om de detector lokaal
af te stellen voor het verkrijgen van een output van 4-20mA die hoort bij het
detectorbereik.
Voor detectoren die zijn aangesloten op de analoge inputmodule, voert u de
afstellingen direct op de module uit (zie pagina 28).
Opgelet: Tijdens kalibratie moet het standaardgas gedurende tenminste dertig seconden
worden geïnjecteerd.
• Nee: Sluit de registratieprocedure af.
46
"
het mogelijk om ze in de kalibratiemodus te plaatsen
wordt dan weergegeven. De kalibratie van de detectoren met
"
NP32V2NL
Revision F.0