ONDERHOUD
5.
Maak de slangklem (A) van zowel de inlaat- als
uitlaatpoort los door de bevestigingsbout (B) los
te draaien.
6.
Trek de tule (B) uit de slang en verwijder de
flens (A). Doe dit zowel voor de inlaat- als
uitlaatpoort.
7.
Draai de bevestigingsbouten (A) van de
flensbeugel (B) los en verwijder de bouten.
Schuif nu de flensbeugel en de slangklem (C)
van de slang. Doe dit zowel voor de inlaat- als
uitlaatpoort.
8.
Schuif de afdichtingsring (A) weg. Controleer de
afdichtingsring op vervorming of beschadiging
en vervang deze zo nodig. Doe dit zowel voor
de inlaat- als uitlaatpoort.
44
B
A
B
A
C
A
A
B