3.
Laat de motor draaien om de slang in het
pomphuis te trekken. De rotor zal de slang
meenemen. Stop de aandrijving wanneer de
slang aan beide kanten even ver uit het
pomphuis steekt.
WAARSCHUWING
Tijdens het laten draaien van de aandrijf-
motor:
-
-
4.
Monteer nu eerst de inlaatpoort. Breng de
afdichtingsring aan. Controleer voor montage
de
afdichtingsring
beschadigingen of vervormingen, en vervang
deze zo nodig.
5.
Controleer voor montage de slangklem op
beschadiging en vervang deze zo nodig.
Monteer de flensbeugel (B) en de slangklem (C)
samen over de slang. Breng de gaten in de
flensbeugel in lijn met die aan de voorzijde van
de poort. Plaats de vier bevestigingsbouten (A)
en draai ze aan tot ze circa 5 mm van de poort
verwijderd zijn, opdat er speling blijft tussen de
flensbeugel en de poort.
Ga niet voor de pomppoorten
staan.
Probeer de slang niet met de hand
te leiden.
(A)
op
eventuele
ONDERHOUD
A
A
C
B
5mm
47