03 VOOR GEBRUIK
Voor elke rit
Voor elke rit met de muli Motor moeten de volgende punten worden
gecontroleerd:
1
Controleer alle schroeven, snelspanners op voor- en
achterwiel, zadelpen, stuurpen en stuurpenadapter op
veilige en correcte sluiting.
Voer deze controles ook uit als u de muli Motor slechts kort
zonder toezicht hebt neergezet!
De vleugel van de snelspanner op het voorwiel moet met
een sterke handdruk gesloten zijn en parallel aan de
vorkbuis liggen (zie hfdst. 2.3.3 "Aanwijzingen voor snelspan-
ners").
2
Verzeker u ervan, dat de stuurstang correct met de boom
aan de stuurbuis en de vork is verbonden. Controleer de
correcte zitting van de schroeven en moeren. Het losmaken
van de verbindingen tijdens het rijden kan leiden tot zware
valpartijen en levensgevaarlijk letsel.
3
Controleer of de spaken van de wielen in goede staat zijn en
controleer de juiste luchtdruk. De gegevens over de juiste
luchtdruk vindt u op de flanken van de band (zie hfdst. 4.12.2
"Banden controleren en oppompen").
4
Controleer de correcte werking van de remmen.
De remmen moeten grijpen voordat de remhendel het stuur
bereikt – anders zijn ze te los ingesteld en moeten ze
opnieuw worden afgesteld. Zorg ervoor dat er op geen enkel
remvloeistof uittreedt.
5
Voer een korte visuele controle uit van de verbinding van
het frame en de laadbak, vooral als u kinderen wilt vervoe-
ren.
Open de laadbak en til de rubberen mat op. Nu kunt u de
bevestigingsschroeven van de laadbak zien.
6
Schakel de aandrijving in en controleer de indicatoren op
het bedieningselement op het stuur en de accu. Begin nooit
te fietsen als er een waarschuwingsmelding op het display of
een knipperend lampje op de accu verschijnt.
7
Zorg ervoor dat de accu goed in zijn houder zit.
8
Controleer de correcte werking van de verlichting. Bij
ingebouwde acculampen moet u ervoor zorgen dat de
47
48
accu's van het voor- en achterlicht zijn opgeladen.
3.4
9
Zorg ervoor dat uw zadel stevig met de zadelpen verbonden
is. Evenzo moet de zadelpen stevig in de zadelbuis zijn
vastgeklemd. Bij een gesloten zadelklem mogen het zadel en
de zadelpen niet gedraaid, gekanteld of losgedraaid worden.
10
Voer een korte visuele controle uit op tekenen van materi-
aalmoeheid, scheuren, verkleuringen, vervormingen en
krassen aan de onderdelen zadelbuis, zadelpen en uitva-
leinde, vork en stuurstang. Als dergelijke tekenen te zien zijn,
niet op de fiets stappen! Laat deze punten door een
specialist controleren.
11
Zorg ervoor dat het stuur en de stuurstang geen speling
vertonen, door de muli Motor aan het stuur licht op te tillen.
12
Als u met een kinderzitje rijdt en kinderen wilt vervoeren,
controleert u het kinderzitje vóór het rijden op beschadigin-
gen. Controleer schroeven, klinknagels, klemmen, kunststof
riemverbinders en riemen op beschadigingen en goede
bevestiging.
13
Zorg ervoor dat de dubbele pootstandaard volledig is
ingeklapt voordat u vertrekt.
03 VOOR GEBRUIK