Frequentiemetingen
Bij frequentiemetingen telt het product hoeveel maal per
seconde het signaal een bepaalde spanningsdrempel
overschrijdt.
Tabel 7 geeft een samenvatting van de triggerniveaus en
toepassingen voor frequentiemetingen in de bereiken van
de spannings- en stroommeetfuncties van het product.
Om de frequentie te meten, sluit u het product aan op de
bron van het signaal. Druk vervolgens op
E drukt, wordt de triggerflank tussen + en -
geschakeld, wat door het symbool links op het display
wordt aangegeven (zie afbeelding 9 onder 'Werkcyclus').
Druk op
D
om de teller te stoppen of starten.
Het product gaat automatisch naar één van vijf
frequentiebereiken: 199,99 Hz, 1999,9 Hz, 19,999 kHz,
199,99 kHz en >200 kHz. Voor frequenties onder 10 Hz
wordt het display bijgewerkt met de ingangsfrequentie.
Onder 0,5 Hz kan het display instabiel zijn.
Enkele richtlijnen voor frequentiemetingen zijn:
•
Als een meetwaarde een veelvoud is van wat u verwacht,
G
. Als u op
wijst dit mogelijk op storingen in het signaal. Vervorming
kan tot meerdere triggers van de frequentieteller leiden.
Selecteer een hoger spanningsbereik om de gevoeligheid
van het product te verlagen teneinde dit probleem te
verhelpen. U kunt als mogelijke oplossing ook een dc-
bereik instellen om het triggerniveau te verhogen.
Gewoonlijk is de laagste op het display weergegeven
frequentie de juiste.
True-rms Digital Multimeter
Als een meting 0 Hz laat zien of instabiel is, is het
ingangssignaal misschien lager dan het triggerniveau
of benadert het dat niveau. Om deze problemen te
verhelpen, gaat u naar een lager bereik, waardoor de
gevoeligheid van het product wordt verhoogd. In de
functie L hebben de lagere bereiken ook lagere
triggerniveaus.
Metingen verrichten
31