28 II Ex
Gebruiksaanwijzing
Weerstandsmetingen
WLet op
Om beschadiging van het product of de te
testen apparatuur te voorkomen, moet u de
stroom uitschakelen en alle
hoogspanningscondensators ontladen
voordat u weerstand meet.
Het product stuurt een kleine stroom door het circuit om
de weerstand te meten. Aangezien deze stroom door alle
mogelijke paden tussen de probes vloeit, geeft de
weerstandsmeting de totale weerstand van alle paden
tussen de probes aan.
De weerstandsbereiken van het product zijn 600,0 Ω,
6,000 kΩ, 60,00 kΩ, 600,0 kΩ, 6,000 MΩ en 50,00 MΩ.
Sluit het product aan op het circuit zoals weergegeven in
afbeelding 5, om de weerstand te meten.
22
Enkele richtlijnen voor weerstandsmetingen zijn:
•
De gemeten waarde van een weerstand in een circuit
kan verschillen van de nominale waarde van de
weerstand.
•
De meetkabels kunnen een fout van 0,1 Ωt/m 0,2
Ωaan de weerstandsmetingen toevoegen. Om de
meetkabels te testen, moet u zorgen dat de tippen
van de probe elkaar raken. Vervolgens leest u de
weerstand van de meetkabels af. U kunt zo nodig de
relatiefmodus (REL) gebruiken om deze waarde
automatisch af te trekken.
•
De weerstandsfunctie kan een spanning leveren die
voldoende is om doorgang van siliciumdiode- of
transistorjuncties te veroorzaken, waardoor deze
geleidend kunnen worden. Als dit gebeurt, drukt u op
C om een lagere stroom in het volgende hogere
bereik aan te leggen. Als de waarde hoger is, gebruik
dan de hogere waarde. Raadpleeg de tabel
Ingangskenmerken in het gedeelte met specificaties
voor typische kortsluitingsstromen.