2.6.3 Waakvlam en nominale
belasting
Na reiniging van waakvlam- en
hoofdbrander de werking ervan
controleren. Indien nodig de branderdruk
van de hoofdbrander opnieuw instellen.
2.6.4 Inlaatcombinatie
Door middel van ontlasten testen. Het
water dient met een volle straal uit te
stromen. Testen of de afvoerleiding open
is en eventueel kalkresten verwijderen.
2.6.5 Ontkalking
Kalkvorming is afhankelijk van de
watergesteldheid- en behoefte.
Daarnaast treedt bij hoge
watertemperaturen meer kalkafzetting op
in het toestel. Een temperatuurinstelling
van 60°C wordt aanbevolen, zodat de
kalkafzetting gering blijft. Ontkalking
moet met geschikte middelen uitgevoerd
worden. Voor uitgebreide informatie is
een ontkalkingsinstruktie beschikbaar.
2.7
Maatregelen bij storing
Bij storingen de volgende punten
controleren voordat een storingsdienst
wordt ingeschakeld.
2.7.1 Veiligheidsthermostaat
Alle toestellen zijn met een
veiligheidsthermostaat
uitgevoerd, die bij een te hoge
watertemperatuur de gastoevoer
afsluit. De veiligheidsthermostaat
blijft ingeschakeld, totdat de
watertemperatuur weer onder de
veiligheidstemperatuur komt. Aansluitend
moet het toestel opnieuw in bedrijf
gesteld worden, daar de hoofd- en
waakvlambrander veiligheidshalve
automatisch uitgaan. Vervolgens
de regelthermostaat op een lagere
watertemperatuur instellen. Herhaaldelijk
uitgaan van de waakvlam, bij hogere
temperaturen dan normaal, is het
bewijs dat de veiligheidsthermostaat
ingeschakeld is.
2.7.2 Rookgasafvoerbeveiliging
Indien de rookgasafvoerbeveiliging
het toestel heeft uitgeschakeld,
kan het toestel weer normaal in
bedrijf gesteld worden. Indien de
rookgasafvoerbeveiliging het toestel
herhaaldelijk buiten bedrijf stelt,
dan duidt dit op problemen met de
rookgasafvoer. De enige remedie is dan
het opsporen van de oorzaak van deze
problemen (bijvoorbeeld een verstopte
schoorsteen) en het oplossen ervan.
2.7.3 Warmwatertemperatuur
niet goed
1. Controleer de instelling van de
temperatuurregelknop.
2. Controleer of de waakvlam brandt.
Eventueel aansteken (zie "In bedrijf
stellen").
3. Controleer of er lekken cq.
openstaande kranen zijn.
4. Door een vakman of energiebedrijf
laten controleren of er voldoende
gastoevoer en druk aanwezig is. Een
te lage belasting veroorzaakt te lage
watertemperaturen.
5. Misschien is het warmwaterverbruik
groter dan aanvankelijk berekend
werd.
6. Inspekteer of de koudwaterinlaatbuis
zich in de juiste positie bevindt.
7. Inspekteer de thermostaatvoeler op
kalkafzetting.
2.7.4 Warmwatertemperatuur te
hoog
Controleer of de regelthermostaat te
hoog ingesteld is.
2.7.5 Gaslucht
Waarschuwing!
Direkt de hoofdgaskraan sluiten. Géén
vuur of licht ontsteken, géén elektrische
schakelaars of bellen gebruiken.
Ramen openen. Inspekteer grondig alle
gasaansluitingen en schakel, indien de
gaslucht zicht handhaaft, het plaatselijk
gasbedrijf of uw installateur in.
17
19