8.6
Aansluiting van de aanzuiging
1a
1b
Figuur 8: Zuigmondstuk
Voor het automatisch schakelen van het afzuigsysteem moeten twee signaalgeneratorlijnen worden aangeslo-
ten:
Verbindingscontacten
63 + 64 bij de contactor Q3
Installatie alleen door een gekwalificeerde elektricien!
Alle onderdelen van het afzuigsysteem, inclusief de slangen, moeten in de aardingsmaatregel
worden opgenomen.
8.6.1 Luchtsnelheid
De luchtsnelheid moet bij alle modellen zodanig worden ingesteld dat, bij aangesloten zuigleiding en stilstaand
gereedschap, een gemiddelde luchtsnelheid van
20 m/s (1450 m³/h) met droge spanen,
-
28 m/s (2050 m³/h) met vochtige spanen (vocht 18 % of meer)
-
wordt bereikt bij het afzuigmondstuk.
8.6.2 Bestaande negatieve druk op 20 m/s
op de freesbank: 640 Pa
-
onder de tafel:
300 Pa
-
• De luchtsnelheid moet worden gecontroleerd vóór de eerste ingebruikneming en na
belangrijke wijzigingen.
• Het afzuigsysteem moet na de eerste inbedrijfstelling dagelijks worden gecontroleerd
op duidelijke gebreken en maandelijks op doeltreffendheid.
BA_PH_245-10_NL_06-23.docx
De machine moet worden aangesloten op een doeltreffend af-
zuigsysteem ter plaatse. De twee zuigmonden (1) en (2) heb-
ben elk een buitendiameter van 120 mm.
De onderste zuigaansluiting in de standaard wordt voor het
transport met de aansluiting naar binnen gemonteerd (1a).
Voordat de afzuiger wordt aangesloten, moet deze eerst wor-
den losgeschroefd, naar buiten worden gedraaid en vervol-
2
gens weer worden gemonteerd (1b).
Bij het inschakelen van de freesspindel wordt de
afzuigunit start automatisch.
Indien flexibele zuigslangen worden gebruikt,
moeten deze brandvertragend zijn.
Let op: De links afgebeelde aansluitcontacten voor het afzuigsysteem gel-
den voor de standaardmachine. Afhankelijk van de apparatuur of oudere
modellen kunnen deze verschillen. De geldige aansluitcontacten voor uw
machine vindt u in het schakelschema ( schakelkast).
33